Skip to main content

Sectorindeling / sectoraansluiting

Alle werkgevers worden door de belastingdienst ingedeeld in een sector. Deze sectorindeling is onder andere van belang voor de hoogte van een aantal premies.

Bij welke sector een werkgever dient te zijn aangesloten is afhankelijk van de werkzaamheden die er daadwerkelijk worden verricht en van de functie van de werkgever in het maatschappelijk verkeer (functionele indeling). Uitgangspunt is dat werkgevers die dezelfde werkzaamheden verrichten bij dezelfde sector dienen te zijn aangesloten.

Onderstaand een lijst van de sectoren en de aanvullende beschrijving van de activiteiten die in de betreffende sector vallen. De lijst is ook als pdf beschikbaar via deze link.

{slider title="sector 01. Agrarisch bedrijf" scroll="true" class="icon" open="false"}

1. Akker- en weidebouw (inbegrepen vlasteelt, al dan niet samengaande met repelen van vlas en vlasknopbreken alsmede inbegrepen de werkzaamheden van de Staatslandbouwbedrijven van het Bureau Oogstvoorziening en soortgelijke instellingen).

2. Veehouderij en pluimveehouderij (waarbij onder veehouderij tevens wordt begrepen het houden van pelsdieren).

3. Tuinbouw:
a. Groenteteelt.
b. Fruitteelt.
c. Bloembollen
d. Boomkwekerij.
e. Bloemisterij.
f. Tuinbouwzaadteelt.
g. Kruidenteelt.

4. Hoveniersbedrijf.

5. Bijenteelt.

6. Bosbouw (inbegrepen de werkzaamheden van het Staatsbosbeheer).

7. Griend- en rietcultuur.

8. Veenbedrijf:
a. Veenderijen.
b. Turfstrooiselfabrieken.

9. Loonondernemingen (ondernemingen, waarin de werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak bestaan in het voor derden dorsen, ploegen, maaien, fraisen, eggen, schijfeggen, zaaien, kunstmeststrooien, vlastrekken, vlasknopbreken, sproeien of spuiten, dan wel het verrichten van andere oogst- en grondbewerkingswerkzaamheden).

10. Grasdrogerijen.

11. Aardappelsorteerinrichtingen.

12. Jacht.

13. Cultuurtechnische werken (inbegrepen objecten, uitgevoerd door de overheid).

14. Visteelt.

{slider title="sector 02. Tabakverwerkende industrie" scroll="true" class="icon"}

1. Sigarenindustrie.

2. Sigarettenindustrie.

3. Kerftabakindustrie.

{slider title="sector 03. Bouwbedrijf" scroll="true" class="icon"}

1. Burgerlijke en utiliteitsbouw.

2. Water- en wegenbouw, alsmede grondwerken.

3. De grondboring, buizenleggers- en kabelleggersbedrijven.

4. Het steenzetterbedrijf (glooiingen, kademuren, enz.).

5. Het dakdekkersbedrijf, voor zover worden verwerkt pannen, leien, riet, stro, betonplaten, asbestplaten en dergelijke grondstoffen, met uitzondering van bitumen, asfalt en kunststofmaterialen.

6. Andere bouwambachten.

7. Het ovenbouwbedrijf.

8. Fabrieksschoorsteenbouw.

9. Het heiersbedrijf.

10. Het slopersbedrijf, voor zover zich bezighoudende met het slopen van bouwwerken.

{slider title="sector 04. Baggerbedrijf" scroll="true" class="icon"}

De baggerbedrijven, inclusief de rijswerkersbedrijven en de zand- en grindwinning.

{slider title="sector 05. Houten emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie" scroll="true" class="icon"}


1. Houten emballage-industrie:
a. Houtwolindustrie.
b. Kistenindustrie.
c. Botervatenindustrie.
d. Vatenindustrie.
e. Kuipersbedrijven.
f. Sigarenkistenindustrie.

2. Vervaardiging van houten huishoudelijke artikelen en speelgoederen.

3. Klompenindustrie.

4. Kurkenindustrie.

5. Kurkplatenindustrie.

6. Parket en hardhoutvloerenindustrie.

7. Triplex- en fineerindustrie.

8. Borstelwarenindustrie.

9. Griendhout- en rietverwerkende industrie, inclusief hoepelmakerijen.

10. Kuiperij.

11. Biezenmattenmakerijen, biezensorteerderijen en mandenmakerijen.

12. Luciferindustrie.

13. Fabrieken van houten zonneschermen, houten rolluiken en dergelijke.

{slider title="sector 06. Timmerindustrie" scroll="true" class="icon"}

1. Deurenindustrie.

2. Timmerfabrieken.

{slider title="sector 07. Meubel- en orgelbouwindustrie" scroll="true" class="icon"}

1. Meubelindustrie, meubelmakersambacht, meubelstoffeerderijen, matrassenindustrie (uitgezonderd metalen), alsmede vervaardiging van kussens en het matrassenmakersambacht.

2. Orgelbouwersbedrijf.

3. Doodkistenmakerijen.

4. Lijstenfabrieken.

5. Biljartfabrieken.

{slider title="sector 08. Groothandel in hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie" scroll="true" class="icon"}

1. Groothandel in hout.

2. Houtzagerijen en -schaverijen (inbegrepen loonzagerijen en -schaverijen).

3. Houtbereidingsindustrie.

{slider title="sector 09. Grafische industrie" scroll="true" class="icon"}

1. Het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf.

2. Het boekbindersbedrijf en het papierwarenbedrijf (schoolschriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag, met of zonder linnen rug of linnen band, alle soorten blocnotes, zowel gekramd als aan de kop gelijmd als gespiraleerd als op andere wijze vervaardigd).

3. Het lithografisch bedrijf.

4. Het chemigrafische bedrijf.

5. Het fotografisch bedrijf, al of niet verbonden met een detailhandel in fotoartikelen.

6. Lettergieterijen.

7. Lichtdrukkerijen en fotocopieerinrichtingen.

8. Copieerinrichtingen.

9. Kantoordrukinrichtingen.

10. Rubberstempelindustrie.

11. Enveloppenindustrie.

{slider title="sector 10. Metaalindustrie" scroll="true" class="icon"}

1. Metallurgische industrie.

2. Scheepsbouw.

3. Machinebouw.

4. Staalbouw.

5. Plaatverwerkende industrie.

6. Draad-, draadwaren- en staaldraadkabelindustrie.

7. Scheepsslopersbedrijf. 

 

Gedetailleerde omschrijving van de metaalindustrie:
I. Tot de metaalindustrie behoort - voor zover niet genoemd onder II. mits in de betrokken ondernemingen in de regel ten minste 30 werknemers werkzaam zijn -:

1. het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen, waaronder onder meer wordt verstaan:
a. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen en walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, machines en werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels, (o.a. voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materiaal, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen, sierhekken;
b. het staalblazen en/of zandstralen;
c. het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;
d. het revideren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin;

2. het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf;

3. het elektrotechnische wikkel- en reparateursbedrijf, omvattende het wikkelen of herstellen van gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties.

 

II. Ongeacht het aantal werknemers in de betrokken ondernemingen, behoort tevens tot de metaalindustrie:

1. het hoogovenbedrijf met inbegrip van zijn nevenbedrijven;

2. het walsen van staal;

3. het ijzer- en staalgietersbedrijf;

4. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

5. het vervaardigen en/of herstellen van liften.

Onder “vervaardigen”, als bedoeld onder I en II, wordt eveneens verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. Waar in deze omschrijving staat: “mits in de betrokken ondernemingen in de regel ten minste 30 werknemers werkzaam zijn” dient daarvoor in de plaats te rekenen van 1 januari 1985 te worden gelezen: “mits in de betrokken onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht”.

 

{slider title="sector 11. Elektrotechnische industrie" scroll="true" class="icon"}

Tot de elektrotechnische industrie behoort, mits in de betrokken ondernemingen in de regel ten minste 30 werknemers werkzaam zijn - met uitzondering van het elektrotechnische installateursbedrijf (voor zover niet betreffende het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf), het radio- en televisieïnstallateurs- en reparateursbedrijf, het neoninstallateursbedrijf en het elektrotechnische nettenbouwbedrijf -: het bedrijf van vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen, e.d., die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken, zoals:

1. producten, dienende tot het meten, muteren, schakelen, transformeren en voortbrengen van elektrisch arbeidsvermogen;

2. elektromotoren, elektrische huishoudelijke en industriële toestellen met en zonder elektrische beweegkracht, elektrische ovens, fornuizen, apparatuur voor het elektrisch lassen en accumulatoren;

3. producten, dienende tot het ondergronds transport van elektrisch arbeidsvermogen (grondkabel), en geïsoleerd draad;

4. installatiemateriaal, waaronder smeltveiligheden;

5. apparaten en instrumenten op het gebied van telefonie, telegrafie en andere telecommunicatiedoeleinden;

6. gloeilampen, gasontladingsbuizen voor hoge en lage spanningen en elektronenbuizen;

7. droge batterijen;

8. radio-, radar-, televisie-, zend, ontvang- en distributie-apparatuur en van alle overige elektronische apparatuur, daaronder begrepen elektro-medische toestellen en instrumenten.

Onder “vervaardigen” wordt eveneens verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. Waar in deze omschrijving staat: “mits in de betrokken ondernemingen in de regel ten minste 30 werknemers werkzaam zijn” dient daarvoor in de plaats te rekenen van 1 januari 1985 te worden gelezen: “mits in de betrokken onderneming , rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht”.

{slider title="sector 12. Metaal- en technische bedrijfstakken" scroll="true" class="icon"}

1. Het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen - voor zover niet vallende onder de punten 2/t/m 19 -, mits in de betrokken ondernemingen in de regel minder dan 30 werknemers werkzaam zijn, waaronder onder meer wordt verstaan:
a. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of van metalen voorwerpen, alles in de ruimste zin van het woord, zoals apparaten, appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, drijfwerk, elektroden gaas, gemotoriseerde rijwielen, gereedschappen, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels, kinderwagens, klinknagels, knopen, kroonkurken, machines, matrassen, matrijzen, meters (o.a. gas-, elektriciteits-, water- en taximeters), meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, onderdelen, ovens, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, stoomketels, tanks, toestellen, tuben, uurwerken, werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwmachines, tractoren en - werktuigen) en zonweringen.
b. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen, e.d. die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen. voortbrengen of waarneembaar maken;
c. het staalblazen en/of zandstralen;
d. het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt.

2. Het galvanotechnisch bedrijf, waaronder wordt verstaan het door middel van elekrotechnische werkwijze of op andere wijze metaalneerslag uit oplossingen op voorwerpen aanbrengen, metalen oxideren of polijsten.

3. Het graveerbedrijf, waaronder wordt verstaan het hand- en machinegraveren in metaal of andere stoffen.

4. Het bedrijf van het lakken, moffelen slijpen en/of polijsten van metalen.

5. Het bedrijf van het herstellen van naaimachines.

6. Het bedrijf van het vervaardigen, aanbrengen of herstellen van kunstledematen, orthopedische apparaten (beugels en spalken), orthopedische korsetten en andere medische bandages.

7. Het modelmakersbedrijf, waaronder wordt verstaan het vervaardigen, repareren en wijzigen van gietmodellen, vormplaten en coquilles voor de metaalindustrie .

8. Het motorvoertuigenbedrijf, waaronder te dezen wordt verstaan het bedrijf waarin één of meer van de hieronder genoemde werkzaamheden worden uitgeoefend:
1. het verrichten van herstellingswerkzaamheden aan automobielen, auto-onderdelen toebehoren (inclusief banden), dan wel aan motorrijwielen, motorrijwielonderdelen of -toebehoren (inclusief banden);
2. het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan automobielen, auto-onderdelen of -toebehoren (inclusief banden) , dan wel aan motorrijwielen , motorrijwielonderdelen of -toebehoren (inclusief banden;
3. het voorzien van automobielen of motorrijwielen van motorbrandstoffen of smeermiddelen;
4. het wassen van automobielen;
5. het stallen van automobielen of motorrijwielen;
6. het afleveringsklaarmaken en aan het publiek verkopen van automobielen of motorrijwielen.

9.a. Het vervaardigen, samenstellen, veranderen, onderhouden en/of herstellen van wagens, zoals aanhangwagens, opleggers, caravans en kampeerwagens, alsmede van carrosserieën, wisselcarrosserieën, carrosseriesegmenten, carrosserieplaatwerk, of delen daarvan.
b. Het aanbrengen en/of herstellen - ongeacht de gebruikte materialen - van stofferingen aan onder a bedoelde objecten, alsmede aan c.q. in motorvoertuigen; het - ongeacht de gebruikte materialen - vervaardigen van producten die dienen ter stoffering of bekleding, zoals onder meer hoezen, cabrioletkappen en hemels.
c. Het aanbrengen van beschermende lagen op onder a bedoelde objecten door onder meer spuiten, schilderen, lakken en dompelen.
d. Het aanbrengen van teksten en reclame op onder a bedoelde zelfvervaardigde, samengestelde, veranderde, onderhouden en/of herstelde objecten.
e. Het richten, meten , controleren en uitlijnen bij het herstellen van chassis en/of carrosserieën met behulp van richt- en meetapparatuur (richt- of meetbank, c.q. richtbank en mallen).
f. Het verlengen, inkorten, versmallen en/of verbreden van carrosserieën.

Ten deze worden verstaan onder:
wagen: het gestel op wielen of glijvlakken om - anders dan langs spoorstaven - te worden voortbewogen, met uitzondering van rijwielen, bromfietsen, motorrijwielen, motorvoertuigen, kinderwagens, landbouwtrekkers en andere mechanische werktuigen, rijdende kranen, vorkheftrucks en bulldozers, alsmede caravans, woonwagens, directieketen en schaftwagens voor zover deze niet kunnen, mogen of bestemd zijn om te worden voortbewogen.
carrosserie: de open of gesloten opbouw van een wagen c.q. motorvoertuig, onder meer ter verkrijging van een wagen c.q. motorvoertuig met een speciale bestemming, zoals bijvoorbeeld autobussen, brandweerwagens, geldtransportwagens, koelwagens, ladderwagens, legerwagens, politiewagens, spaarbankwagens, tandartswagens, winkelwagens en ziekenwagens.

10. a. Het centrale -verwarmingsbedrijf, omvattende het monteren of repareren van installaties of onderdelen daarvan voor centrale verwarming, warmwatervoorziening, luchtbehandeling, ventilatie en koeling;
b. het koeltechnisch bedrijf, omvattende het plaatsen en monteren of repareren van koel- en vriesinstallaties en installaties voor luchtbehandeling en ventilatie (deze laatste in koeltechnische zin).

11.a. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische zwak- en sterkstroominstallaties (elektrotechnisch installatiesbedrijf), met uitzondering van het elektrotechnisch scheepsinstallatiebedrijf, voor zover, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel in een dergelijke onderneming ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht.
b. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties ten behoeve van signalisering van en/of beveiliging tegen onbevoegde toegang, kwaadwillig gedrag en persoonlijke en/of materiële schade (elektrotechnisch beveiligingsinstallatiebedrijf).
c. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van installaties op het gebied van aarding en kathodische bescherming (aardingsbedrijf).
d. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van radio- en televisieontvangtoestellen, radio- en televisieontvanginstallaties, elektronische geluidsversterkers, elektronische geluidsversterkerinstallaties, alsmede bijbehorende hulptoestellen of onderdelen (radio- en televisieïnstallatie- en reparatiebedrijf).
e. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van installaties ten behoeve van ontvangst en distributie van radio- en televisiesignalen, alsmede van overdracht van informatie (installatiebedrijf voor collectieve antennes, kabeltelevisie en overige (tele)-communicatie). Hieronder zijn niet begrepen het leggen van kabels met de daaraan verbonden laswerkzaamheden, alsmede de voorbereidende en afsluitende grondwerkzaamheden, ten behoeve van de hiervoor omschreven doeleinden, indien en voor zover die werkzaamheden geen uitvloeisel zijn van de normale bedrijfsuitoefening van het hiervoor omschreven installatiebedrijf.
f. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, vervaardigen, onderhouden, of bedrijfsvaardig opleveren van lichtinstallaties met gasontladingsbuizen van hoge spanning, waaronder begrepen het monteren en demonteren van deze buizen, alsmede algemene reclameverlichtingsinstallaties voor zover deze niet binnen een pand functioneren (lichtreclamebedrijf).
g. Het aanleggen, herstellen, uitbreiden, demonteren, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektriciteitsdistributienetten, straat- en terreinverlichting, elektronische bewegwijzeringsinstallaties, elektrotechnische verkeersregel-, verkeersmeting- en verkeerscontrole- installaties en elektrotechnische parkeerregelingsinstallaties (elektrotechnisch nettenbouw- en buiteninstallatiebedrijf). Hieronder zijn niet begrepen het leggen van kabels met daaraan verbonden laswerkzaamheden, alsmede de voorbereidende en afsluitende grondwerkzaamheden, ten behoeve van de hiervoor omschreven doeleinden, indien en voor zover die werkzaamheden geen uitvloeisel zijn van de normale bedrijfuitoefening van het hiervoor omschreven installatiebedrijf.
h. Het aanleggen, ontwerpen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden en bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties, of onderdelen daarvan, ten behoeve van ontvangst, distributie, zichtbare en/of hoorbare overdracht van informatie alsmede informatieverwerking en regeling van industriële productieprocessen of andere mechanische bedrijfsvoorzieningen (communicatie- en industrieel automatiseringsinstallatiebedrijf).
i. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische installaties ten behoeve van exposities, beurzen, evenementen of feestverlichting (het tentoonstellingsinstallatiebedrijf).
j. Het met het oog op het gebruik van huishoudelijke elektrotechnische verbruikstoestellen bedrijfsmatig aanleggen, wijzigen, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van een aansluitpunt op een bestaande eindgroep van een sterkstroominstallatie (elektro-aansluitbedrijf).
k. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties of onderdelen daarvan aan boord van zich op zee bevindende objecten welke niet over een eigen voortstuwing beschikken (elektrotechnische off-shore installatiebedrijf).
l. Het wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf).
m. Het monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf).
n. Het demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden en gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, erbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf). Alles voor zover in de onder l, m en n bedoelde ondernemingen, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende minder dan 1200 uren per week door bij een dergelijke onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht.

12. De goud- en zilvernijverheid, waaronder wordt verstaan:
a. het vervaardigen van:
1. gebruikvoorwerpen van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen van andere non-ferro- metalen:
2. sieraden en monturen van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van sieraden en monturen van andere non-ferro-metalen;
3. medailles, insignes, enz. van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van medailles, insignes, enz. van andere non-ferro- metalen.
b. het herstellen van, dan wel het verrichten van een deelbewerking aan of voor de onder a genoemde voorwerpen.

13. Het aanbrengen, herstellen, bekleden, afwerken en/of onderhouden van isolerende materialen
- ter voorkoming of beperking van warmte- of koudeverlies, 
- tegen vuur, vocht, geluid en/of vibratie, bij industrieën, aan technische installaties en aan boord van schepen, zoals leidingen, apparaten, kanalen, tanks e.d., voorts in ruimten, zoals koel- en vriescellen, ketel- en machineruimten, studio’s e.d.

14. Het bedrijf van:
a. het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van huisrioleringen;
b het vervaardigen, aanbrengen, herstellen of onderhouden van uit aluminium, zink, lood of koper bestaande dakbedekkingen of onderdelen daarvan, bekledingen aan of op bouwwerken, afvoerpijpen voor regenwater of onderdelen daarvan;
c. het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van installaties voor gas- of watervoorziening of gedeelten daarvan;
d. het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van brandleidingen, sprinklerinstallaties of sanitaire installaties of gedeelten daarvan.

15. Het motorenrevisiebedrijf, omvattende het revideren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin, mits in de betrokken ondernemingen in de regel minder dan 30 werknemers werkzaam zijn.

16. Het rijwielkleinbedrijf, waaronder wordt verstaan:
a. het herstellen, verkopen of verhuren van al dan niet gemotoriseerde rijwielen;
b. het geven van gelegenheid tot stalling van al dan niet gemotoriseerde rijwielen.

17. Het bedrijf van het repareren en/of onderhouden van kantoormachines.

18. De diamantenindustrie, omvattende:
a. het zagen, snijden, slijpen, overslijpen of kloven van sierdiamant;
b. het bewerken van ruwe slijpdiamant tot geslepen sierdiamant;
c. het vervaardigen van industriediamant.

19. Het bedrijf van:
a. het vervaardigen en/of herstellen van vaartuigen in de ruimste zin van het woord, ongeacht het verwerkte materiaal, voor zover niet vallende onder de groep 1a:
b. het verschaffen van ligplaats aan en/of gelegenheid geven tot stalling of berging van vaartuigen in jachthavens, boothuizen, loodsen of op de vaste wal, al dan niet samengaande met herstelwerkzaamheden aan vaartuigen:
c. het verhuren van vaartuigen, al dan niet samengaande met herstelwerkzaamheden hieraan.

Onder “vervaardigen” wordt eveneens verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. Waar in deze omschrijving staat: “mits in de betrokken ondernemingen in de regel minder dan 30 werknemers werkzaam zijn” dient daarvoor in de plaats te rekenen van 1 januari 1985 te worden gelezen: “mits in de betrokken onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel minder dan 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht”.

{slider title="sector 13. Bakkerijen" scroll="true" class="icon"}

1. Broodfabrieken.

2. Brood- en banketbakkerijen.

{slider title="sector 14. Suikerverwerkende industrie" scroll="true" class="icon"}

1. Beschuit-, koek-, biscuit-, banket- en wafelfabrieken.

2. Suikerverwerkende industrie.

3. Vervaardiging en verwerking van cacaopoeder, cacaoboter, chocolademassa en couverture.

{slider title="sector 15. Slagersbedrijven" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 16. Slagers overig" scroll="true" class="icon"}

1. Vleesgrossierderij.

2. Loonslachterij.

3. Abattoirs.

4. Vetsmelterij.

5. Afvallenhandel (darmen).

6. Vleeswarenindustrie.

{slider title="sector 17. Detailhandel en ambachten" scroll="true" class="icon"}

A. Detailhandel:
1.
a. Winkelbedrijven (met inbegrip van een daaraan verbonden reparatieafdeling, voor zover deze reparatieafdeling uitsluitend of praktisch uitsluitend werkzaam is voor het eigen winkelbedrijf, doch met uitzondering van grootwinkelbedrijven en detailhandel in fotoartikelen, verbonden aan een fotografisch atelier).
b. Detailhandel in meubelen, in woningtextiel en in behangselpapier, alsmede de detailhandelszaken, waaraan, behalve de woningstoffeerderij en/of de behangerij, ook nog een meubelreparatieafdeling en/of het meubelstoffeerdersambacht is verbonden, voor zover deze reparatieafdeling en/of dit ambacht uitsluitend of praktisch uitsluitend werkzaam zijn (is) voor de eigen detailhandel.

2. Bazars, toko’s.

3. Brandstoffenbedrijven.

4. Handel in onroerend goed; woningbureaus.

5. Handel in vaartuigen.

6. Markt- en tentoonstellingswezen, veilingen en beurzen, waar in het algemeen goederen en detail worden verhandeld.

7. Venters- en opkopersbedrijven.

8. Verhuurinrichtingen.

9. Advies-, bemiddelings- en plaatsingsbureaus.

 

B. Ambachten:
Hier worden bedoeld ambachten, die geen grootindustrie naast zich inden, zoals bijvoorbeeld verzorgings- en dienstverlenende bedrijven, waaronder:

1. Kappersbedrijven.

2. Schoonheidsinstituten.

3. Schoenreparatiebedrijven.

4. Maatschoenbedrijven.

5. Schoorsteenvegersbedrijven.

6. Begrafenisondernemingen.

7. Zeilmakerijen (waaronder vlaggen).

8. Tandtechnische werkplaatsen.

9. Paramentenateliers.

10. Woningstoffeerdersbedrijf.

11. Behangersbedrijf.

 

C. Huishoudelijk personeel.

{slider title="sector 18. Reiniging" scroll="true" class="icon"}

Hier worden bedoeld schoonmaakbedrijven, glazenwassersbedrijven, gevelreinigingsbedrijven e.d.

{slider title="sector 19. Grootwinkelbedrijf" scroll="true" class="icon"}

warenhuizen en filiaalbedrijven in de detailhandel die een loonsom WW van tenminste € 4.872.692,00 hebben.

{slider title="sector 20. Havenbedrijven" scroll="true" class="icon"}

1. Stuwadoorsbedrijven.

2. Machinale los- en laadbedrijven.

3. Cargadoorsbedrijven.

4. Expediteursbedrijven.

5. Vemen.

6. Koelhuizen.

7. Opslagbedrijven.

8. Tankbedrijven.

9. Graanbedrijven.

10. Controlebedrijven.

11. Schuitevoerdersbedrijven.

12. Ontvangers en expediteurs van houtladingen.

13. Houtvlottersbedrijven.

14. Werkzaamheden verricht door walpersoneel van rederijen.

15. Algemene havendiensten (met inbegrip van bewaking).

{slider title="sector 21. Havenclassificeerders" scroll="true" class="icon"}

scheepsonderhoud- en classificeerdersbedrijven.

 

 

{slider title="sector 22. Binnenscheepvaart" scroll="true" class="icon"}

1. Personenvervoer binnenland.

2. Binnenlandse beurtvaart (waaronder beurtvaartagenten).

3. Binnenlandse wilde vaart.

4. Sleepvaart (inbegrepen het bergingsbedrijf, hetwelk zijn arbeidsterrein voornamelijk vindt op de binnenwateren).

5. Buitenlandse binnenscheepvaart (Rijnvaart e.d.).

6. Bijzonder vervoer.

7. Tankvaart.

8. Schelpenwinning.

9. Duikbedrijf

{slider title="sector 23. Visserij" scroll="true" class="icon"}

1. Zee- en kustvisserij (waaronder koelhuisbedrijf).

2. Zoetwatervisserij.

3. Oester- en mosselteelt.

4. IJsselmeervisserij.

{slider title="sector 24. Koopvaardij" scroll="true" class="icon"}

1. Zeescheepvaart.

2. Kustvaart.

3. Walvisvaart.

4. Bergingsbedrijf (met uitzondering van de bedrijven die hun arbeidsterrein voornamelijk vinden op de binnenwateren).

{slider title="sector 25. Vervoer KLM" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 26. Vervoer NS" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 27. Vervoer posterijen" scroll="true" class="icon"}

Werkgevers die postzendingen verzorgen, als bedoeld in artikel 1 van de Postwet.


{slider title="sector 28. Taxi- en ambulancevervoer" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 29. Openbaar Vervoer" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 30. Besloten busvervoer" scroll="true" class="icon"}


{slider title="sector 31. Overig personenvervoer te land en in de lucht" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 32. Overig goederenvervoer te land en in de lucht" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 33. Horeca algemeen" scroll="true" class="icon"}



1. Hotel-, restaurant, café- en aanverwante bedrijven.

2. Pension- en kamerverhuurbedrijven.

{slider title="sector 34. Horeca catering" scroll="true" class="icon"}


contract-catering

{slider title="sector 35. Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen" scroll="true" class="icon"}

1. Ziekenhuizen.

2. Sanatoria.

3. Verpleeghuizen.

4. Herstellingsoorden.

5. Kinder- en kleuterkoloniehuizen.

6. Kleuterdagverblijven.

7. Bad- en zweminrichtingen.

8. Speeltuinen.

9. Speelterreinen.

10. Instellingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding en sportbeoefening.
11. Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:
a. Behartiging van lichamelijke gezondheidsbelangen.
b. Ziekenverpleging.
c. Prenatale zorg.
d. Kraamverzorging.
e. Zuigelingenzorg.
f. Kleuterzorg.
g. Oudeliedenzorg.
h. Zorg voor doofstommen, blinden, gebrekkige en andere mindervaliden.
i. Hulpverlening bij rampen en ongelukken.
j. Opleiding van verloskundigen.
k. Opleiding van verplegenden.

12. Artsen.

13. Tandartsen.

14. Apothekers.

15. Dierenartsen.

16. Paramedische bedrijven.

17. Psychiatrische inrichtingen.

18. Medisch-opvoedkundige bureaus.

19. Bureaus voor levens- en gezinsmoeilijkheden.

20. Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:
a. Behartiging van geestelijke gezondheidsbelangen.
b. Zorg voor geesteszieken en zenuwlijders.
c. Drankbestrijding.
d. Herstel van drankzuchtigen.
e. Prostitutiebestrijding.
f. Zorg voor a-socialen.
g. Jeugdzorg.
h. Kinderbescherming.
i. Reclassering.
j. Bescherming van vrouwen en meisjes.

21. Jeugdherbergen.

22. Onderwijsinstellingen.
A. Voorbereidend en lager onderwijs.
B. Uitgebreid lager onderwijs.
C. Voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs.
a. Lycea.
b. h.b.s.
c. Gymnasia.
D. Hoger onderwijs.
E. Vakonderwijs.
F. Kunst- en tekenacademie.
G. Muziekonderwijs.
H. Dansonderwijs.
I. Opleidingsinstellingen.

23. Bureaus voor beroepskeuze en psychotechnische adviesbureaus.

24. Kerkgenootschappen.

25. Kloosterorden.

26. Congregaties.

27. Zending.

28. Missie.

29. Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:

a. Zorg voor wezen.
b. Zorg voor onbehuisden.
c. Zorg voor behoeftigen.
d. Woekerbestrijding.
e. Voorschotverlening.
f. Opleiding voor maatschappelijk werk.
g. Gezinszorg.

30. Kinderbewaarplaatsen.

31. Crèches.

32. Consultatiebureaus voor maatschappelijke zorg.

33. Rusthuizen.

34. Het exploiteren van begraafplaatsen en crematoria.

{slider title="sector 36. (Vervallen)" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 37. (Vervallen)" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 38. Banken" scroll="true" class="icon"}

1. Handelsbanken.

2. Spaarbanken.

3. Hypotheekbanken:
a. Hypotheekbanken.
b. Scheepshypotheekbanken.

4. Landbouwkredietbanken.

5. Andere financierings- en kredietinstellingen.

{slider title="sector 39. Verzekeringswezen en ziekenfondsen" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 40. Uitgeverij" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 41. Groothandel I" scroll="true" class="icon"}

(met inbegrip van daartoe behorende nevenwerkzaamheden, welke uitsluitend of praktisch uitsluitend ten behoeve van de eigen groothandel worden verricht), omvattende:
1. Groothandel in bouwmaterialen.

2. Groothandel in technische producten en metalen.

3. Bandengroothandel.

{slider title="sector 42. Groothandel II" scroll="true" class="icon"}

(met inbegrip van daartoe behorende nevenwerkzaamheden, welke uitsluitend of praktisch uitsluitend ten behoeve van de eigen groothandel worden verricht), omvattende:
1. Overige groothandel (exclusief groothandel en grossiers in vlees- /slachtafvallen en groothandel in hout).

2. Tussenpersonen t.b.v. de handel.

3. Coöperatieve aan- en verkoopverenigingen.

4. Fruitpachtersbedrijf.

5. Veilingen op het gebied van het land- en tuinbouwbedrijf, alsmede eiermijnen.

{slider title="sector 43. Zakelijke Dienstverlening I" scroll="true" class="icon"}

1. Kantoren van advocaten en procureurs.

2. Notariskantoren.

3. Deurwaarderskantoren en bureaus voor rechtskundige bijstand.

4. Kantoren van accountants en belastingconsulenten.

5. Octrooibureaus.

{slider title="sector 44. Zakelijke Dienstverlening II" scroll="true" class="icon"}

1. Reclame-adviesbureaus.

2. Marketing- en PR-bureaus.

3. Efficiencybureaus en economische adviesbureaus.

4. Ingenieurs- en architektenbureaus.

5. Software-ontwikkeling.

6. Expertisebureaus.

{slider title="sector 45. Zakelijke Dienstverlening III" scroll="true" class="icon"}

1. Effectenhandelaren, voor zover geen handelsbanken zijnde.

2. Administratieve en trustkantoren.

3. Effectendepots.

4. Stamboekverenigingen.

5. Tussenpersonen t.b.v. bank-/verzekeringswezen en onroerend goed.

6. Administratiekantoren.

7. Beheersmaatschappijen.

8. Beleggingsmaatschappijen.

9. Ziekenhuisverplegingsverenigingen.

10. Journalistiek.

11. Nieuws- en persbureaus.

12. Verenigingskantoren en concernadministraties.

13. Tolken en translateurs.

14. Recherchebureaus.

15. Incassobureaus.

16. Exploitatie onroerend goed.

17. Beheren en onderhouden van woningen door ingevolge de Woningwet toegelaten woningbouwcorporaties.

18. Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties.

{slider title="sector 46. Zuivelindustrie" scroll="true" class="icon"}

1. Boterindustrie.

2. Kaasindustrie.

3. Melkproductenindustrie.

4. Melkinrichtingen (met uitzondering van de kleine slijtersbedrijven).

5. Melk-, boter-, kaas- en melkproductenstations.

6. Zuivelverkooporganisaties.

{slider title="sector 47. Textielindustrie" scroll="true" class="icon"}

1. Katoenindustrie:
a. Katoenspinnerij.
b. Naaigarenfabricage.
c. Twijnerijen.
d. Breigarenindustrie.
e. Witweverij.
f. Bontweverij.
g. Vitrageweverij.
h. Poolweefselweverij.
i. Katoenen-dekenweverij.
j. Eigen finishing.
k. Loonfinishing.
l. Effilocheerderijen.

2. Linnenindustrie:
a. Vlasspinnerij.
b. Linnenweverij.
c. Veredeling van linnen garens of weefsels.

3. Rayonweverij, rayonveredeling.

4. Wolindustrie:
a. Kunstwolindustrie.
b. Kamgarenspinnerij.
c. Fabricage van geperst vilt.
d. Wollenstoffenweverij en kaardgarenspinnerij.
e. Trijpweverij.
f. Wollen-dekenindustrie.
g. Veredeling van wol en wollen producten.

5. Tapijt- en cocosindustrie.

6. Bastvezelindustrie en aanverwante industrieën:
a. Hennep.
b. Jute.
c. Sisal en manilla.
d. Papierspinnerij.
e. Zwaardoekweverij.
f. Kapokverwerking.
g. Touwslagerijen.

7. Verwerking van dierlijk haar.

8. Band- en vlechtindustrie.

9. Tricot- en kousenindustrie.

10. Het vervaardigen en herstellen van netten, de twijnerij daaronder begrepen.

11. Breierijen.

12. Handweverijen.


{slider title="sector 48. Steen-, cement-, glas- en keramische industrie" scroll="true" class="icon"}

1. Baksteenindustrie.

2. Dakpannenindustrie.

3. Cement- en cementwarenindustrie, waaronder begrepen:
a. Bouwplatenindustrie.
b. Betonwarenindustrie.

4. Kalkindustrie, gipsindustrie en mergelindustrie (met inbegrip van de mergelwinning).

5. Kalkzandsteenindustrie.

6. Bouwaardewerkindustrie en vuurvaste steenindustrie.

7. Krijtfabrieken.

8. Aardewerk- en porseleinindustrie; sanitair aardewerk en tegelindustrie.

9. Beeldgieterijen, uitgezonderd de vervaardiging van metalen beelden.

10. Glasindustrie, glasbewerkingsinrichtingen en glas-in-loodzetterijen.

11. Asbestcement- en asbestcementwarenindustrie.

12. Aardewerkambachten.

{slider title="sector 49. Chemische industrie" scroll="true" class="icon"}

1. Vervaardiging van stikstofmeststoffen, salpeterzuur en ammoniak.

2. Vervaardiging van superfosfaat en zwavelzuur.

3. Vervaardiging van carbid en niet elders ingedeelde gassen.

4. Vervaardiging van zeep, was- en reinigingsmiddelen.

5. Vervaardiging van verf en inkt:
a. Verf, lakken, vernissen, inkt en chemische kantoorbehoeften.
b. Chemische verfstoffen.

6. Vervaardiging van koolteerproducten en aanverwante artikelen:
a. Koolteerdestillatieproducten en afgeleiden daarvan.
b. Bitumineuze, teerhoudende dakbedekkingsmaterialen.
c. Insekticiden en plantenziektenbestrijdingsmiddelen.

7. Vervaardiging van kaarsen, glycerine en vetzuren.

8. Beenderverwerking, destructiebedrijven en technisch vetsmelten.

9. Vervaardiging van technische plakmiddelen en textielhulpmiddelen.

10. Vervaardiging van niet elders ingedeelde kunststoffen.

11. Vervaardiging van diverse organische producten alsmede zwart buskruit en springstoffen, schuimblusmiddelen en vuurwerk.

12. Vervaardiging van diverse anorganische producten en diverse chloorkoolwaterstoffen.

13. Vervaardiging van kosmetische artikelen, parfumerieën en tandreinigingsmiddelen.

14. Vervaardiging van poetsmiddelen.

15. Witwasserij-industrie.

16. Chemische wasserij en ververij (voor zover niet verbonden aan een textielbedrijf).

17. Chemische laboratoria.

18. Vervaardiging van linoleum, vloerzeil en balatum.

19. Knopenindustrie.

20. Fotochemische industrie.

21. Cokesfabrieken.

{slider title="sector 50. Voedingsindustrie" scroll="true" class="icon"}

1. Groentenverwerkende industrie:
a. Verduurzaamde groenten, augurken en tafelzuren in hermetisch gesloten verpakking.
b. Gezouten groenten en zuurkool.
c. Gedroogde en ingevroren groenten en fruit.

2. Fruitverwerkende industrie:
a. Fruitpulp.
b. Jams, vruchtenmoes, fruitconserven, appel- en perensiropen.
c. Uit fruit bereide sappen, dranken, sausen en essences.

3. Oliefabrieken.

4. Olieraffinage en olieharding, margarine en spijsvettenindustrie:
a. Olieraffinaderijen en oliehardingsfabrieken.
b. Spijsoliefabrieken.
c. Margarine-industrie.
d. Industrie van eetbare vetten.

5. Visverwerkende industrie.
a. Visconservenfabrieken.
b. Vismeelfabrieken.

6. Aardappelverwerkende industrie:
a. Aardappelmeelindustrie.
b. Aardappelvlokken- en aardappelbakmeelindustrie.

7. Suikerindustrie.

8. Maalindustrie.
a. Broodbloemindustrie.
b. Zeeuwse bloem- en roggebloemfabrieken.
c. Ongebuild tarwemeel- en roggemeelfabrieken.

9. Graanverwerkende industrie.
a. Rijstpellerijen.
b. Havermoutfabrieken.
c. Gortpellerijen.
d. Boekweitgrutten- en boekweitmeelfabrieken.
e. Erwtensplitterijen.
f. Rijstmalerijen.

10. Graanverwerkende industrie:
a. Maïs-, tarwe- en rijstzetmeelindustrie.
b. Gist-, spiritus- en moutwijnindustrie.
c. Maalderij.

11. Brouwerijen en mouterijen:
a. Brouwerijen.
b. Handelsmouterijen.

12. Koffiebranders en theepakkers.

13. Veevoederindustie.

14. Meelverwerkende industrie:
a. Fabrieken van vermicelli, macaroni en aanverwante artikelen.
b. Zelfrijzend-bakmeelfabrieken.

15. Zetmeel- en zoetstofverwerkende industrie:
a. Glucosefabrieken.
b. Zwarte-stroopfabrieken.
c. Veredeld-zetmeelfabrieken.
d. Fabrieken van puddingpoeder en aanverwante artikelen.
e. Karamel- en koffiestroopfabrieken.

16. Alcoholhoudende en alcoholvrije dranken:
a. Distilleerderijen.
b. Fabrieken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije dranken.
c. Mineraalwaterindustrie.

17. Diverse derivaten van landbouwproducten-verwerkende industrieën:
a. Azijn- en mosterdfabrieken.
b. Fabrieken van bakkerijgrondstoffen.
c. Fabrieken van cichorei en peekoffie.
d. Fabrieken van soepen, bouillon, jusproducten, spijzen- en soeparoma’s.
e. Ruwijsfabrieken.
f. Vervaardiging van consumptie-ijs.

{slider title="sector 51. Algemene industrie" scroll="true" class="icon"}

A. Papier.

1. Papierindustrie:
a. Cellulose-industrie.
b. Halfstoffen voor de papierindustrie.
c. Courantenpapier.
d. Druk- en schrijfpapier en karton.
e. Verpakkingspapier en karton.
f. Speciale soorten papier en kartons.

2. Strokartonindustrie:
a. Strokarton (beplakt en onbeplakt) en stropapier.
b. Speciale papier- en kartonproducten uit stro.
c. Golfkartonindustrie.
d. Vervaardiging van strohulzen en het vlechten van stro.

 

B. Papierverwerkende industrie (voor zover niet behorende tot de sector Grafische industrie, sub 2):

1. Papieren-zakkendustrie.

2. Kartonnage-industrie.

3. Behangselpapier-, plakband- en paraffinepapierindustrie en overige papier- en kartonverwerkende industrieën.

 

C. Rubberverwerkende industrie:

1. Banden en aanverwante artikelen.

2. Vulcaniseer- en coverbedrijven.

3. Zacht- en hardrubberartikelen.

4. Rubberschoenen en aanverwante artikelen.

5. Kunstleder en gerubberde weefsels.

6. Rubbervervangingsgrondstoffen.

 

D. Medisch-pharmaceutische industrie.

 

E. Diverse delfstoffen en aanverwante bedrijven.

1. Aardolie-industrie, waaronder ressorteert:
a. De winning van aardolie en aardgas.
b. De verwerking van aardolie tot halffabrikaten en/of eindproducten, zoals:
 1. Gas.
 2. Benzine.
 3. Kerosine (petroleum).
 4. Gasolie.
 5. Smeerolie-grondstoffen.
 6. Asfaltbitumen.
 7. Stookoliën.
 8. Petroleumcokes.
c. De verwerking, veredeling en regeneratie van bovengenoemde halffabrikaten tot:
 1. Gas (vloeibaar en gasvormig).
 2. Speciale benzines (kookpunt benzine, minerale terpentijn).
 3. Minerale smeermiddelen, te weten smeeroliën en consistentvetten.
 4. Transformator-, turbine-, technische witte-, medicinale oliën.
 5. Industriële minerale oliën zoals emulgeerbare-, hydraulische-, roestwerende-, textiel-, spoeloliën en roestwerende vetten.
d. Vervaardiging en bewerking van vaste paraffines (minerale wassen), vaseline (petrolatum).
e. Fabrieksmatige verwerking van asfalt-bitumina tot asfalt en speciale asfalt-bitumina, al dan niet vermengd met mineraal en/of vezels.

2. Zoutwinningsbedrijf.

3. Zoutziederijen.

4. Bruinkoolgroeven.

5. Brikettenfabrieken.

 

F. Kledingindustrie:

1. Vervaardiging van dames-, heren-, en kinderconfectie (inclusief bedrijfs-, regen-, sport-, leder- en oliedoekkleding.

2. Vervaardiging van overhemden en lingerie (inclusief nachtkleding, babykleding en schorten). Vervaardiging van korsetten, bustehouders, bretels en sokophouders.

3. Vervaardiging van korsetten, bustehouders, bretels en sokophouders.

4. Vervaardiging van huishoudtextielgoederen (voor zover zij niet geschiedt in bedrijven waar de aangewende textielstoffen zijn vervaardigd).

5. Pelterijen.

6. Vervaardiging van hoofdbekleding:
a. Herenhoeden.
b. Dames- en kinderhoeden.
c. Petten.
d. Uniformpetten.

7. Vervaardiging van specialiteiten:
a. Dassen.
b. Parapluies en parasols.
c. Sierkleedjes, theemutsen en bewerkte gordijnen.
d. Nouveautés.
e. Kopwatten.
f. Diversen (handwerken, uniformuitrustingen, capuchons en dergelijke).

8. Vervaardiging van gestikte dekens.

9. Textielverwerkende ambachten:
a. Maatkleermakerij.
b. Modisterij.
c. Hoeden- en pettenmakerij.
d. Bontwerkerij.

 

G. Leder- en lederverwerkende industrie:

1. Lederindustrie.

2. Schoenindustrie (met inbegrip van de fabricage van lederen onderdelen).

3. Drijfriemenindustrie.

4. Lederwarenindustrie (met inbegrip van de vervaardiging van lederen handschoenen). 

5. Bontbereiderijen.


{slider title="sector 52. Uitzendbedrijven" scroll="true" class="icon"}

Werkgevers als bedoelt in het Besluit indeling uitzendbedrijven van 6 oktober 1999.

{slider title="sector 53. Bewakingsondernemingen" scroll="true" class="icon"}


{slider title="sector 54. Culturele instellingen" scroll="true" class="icon"}

1. Toonkunstenaars.

2. Opera- en toneelgezelschappen.

3. Variété-, circusinstellingen en kermisgezelschappen.

4. Film.

5. Beeldhouwkunst.

6. Schilderkunst.

7. Letterkundigen.

8. Musea, archieven, monumenten en bibliotheken.

9. Andere culturele instellingen.

10. Zendgemachtigden op het gebied van radio en televisie, alsmede omroepproductiebedrijven.

{slider title="sector 55. Overige takken van bedrijf en beroep" scroll="true" class="icon"}

1. Rayonindustrie.

2. Vlasbewerkende industrie.

3. Poetsdoekenindustrie.

4. Kaaspakkersbedrijf.

5. Vervaardiging van wasdoek.

6. Overige niet genoemde groepen, welke niet verwant zijn aan de in de andere onderdelen vermelde takken van bedrijf en beroep, zoals het exploiteren van dierenasiels, het manegebedrijf, het exploiteren van rijwielbewaarplaatsen en van parkeerplaatsen voor auto’s en dergelijke.


{slider title="sector 56. Schildersbedrijf" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 57. Stukadoorsbedrijf" scroll="true" class="icon"}


1. Het stukadoorsbedrijf, inclusief het steengaasstellersbedrijf en het wittersbedrijf.

2. Het vloerenleggersbedrijf.

3. Het steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf.

{slider title="sector 58. Dakdekkersbedrijf" scroll="true" class="icon"}

Het dakdekkersbedrijf voor zover worden verwerkt bitumen, asfalt en kunststofmaterialen.

{slider title="sector 59. Mortelbedrijf" scroll="true" class="icon"}

Het mortelbedrijf voor zover het betreft natte mortel.


{slider title="sector 60. Steenhouwersbedrijf" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 61. Overheid, onderwijs en wetenschappen" scroll="true" class="icon"}

1. Onderwijsinstellingen.

2. Ziekenhuizen, voorzover geëxploiteerd door en vanwege de overheid.

3. Onderzoeksinstellingen.

4. Onderwijsondersteunende instellingen.

{slider title="sector 62. Overheid, rijk, politie en rechterlijke macht" scroll="true" class="icon"}


1. Hoge colleges van Staat.

2. Departementen van algemeen bestuur.

3. Belastingwezen.

4. Gevangeniswezen.

5. Politie.

6. Rechtswezen.

{slider title="sector 63. Overheid, defensie" scroll="true" class="icon"}

1. Militair personeel.

2. Burgerdefensie personeel.

3. Dienstplichtig personeel.

{slider title="sector 64. Overheid, provincies, gemeenten en waterschappen" scroll="true" class="icon"}

1. Provincies.

2. Gemeenten.

3. Waterschappen.

{slider title="sector 65. Overheid, openbare nutsbedrijven" scroll="true" class="icon"}

{slider title="sector 66. Overheid, overige instellingen" scroll="true" class="icon"}

Overheidsinstellingen, welke qua activiteiten niet zijn te rangschikken onder de hiervoor vermelde overheidssectoren.

{slider title="sector 67. Werk en (re)Integratie" scroll="true" class="icon"}

Instellingen of diensten die zich bezighouden met de feitelijke uitvoering van:
- de Wet sociale werkvoorziening (Wsw);
- de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw).

{slider title="sector 68. Railbouw" scroll="true" class="icon"}

Het (doen) uitvoeren van werkzaamheden aangaande het (aan)leggen van een verdicht ballastbed, dwarsliggers en rails op bouwrijp gemaakte spoordijken, spoorbruggen, viaducten en tunnels, alsmede het verrichten van herstel en onderhoud (operationeel beheer) aan genoemde railstructuren, alsmede de verhuur met bemanning van specifiek groot materieel ten behoeve van deze werkzaamheden.

{slider title="sector 69. Telecommunicatie" scroll="true" class="icon"}

1. Exploitantenvantelefonie-entelegraafnetwerken.

2. Exploitantenvankabelnetwerkentenbehoevevanhetdoorgevenvan signalen op het gebied van telecommunicatie.

3. Exploitantenvanoverigetelecommunicatievoorzieningen.

{/sliders}