Skip to main content

Tekst CAO Horeca NHG 2014 - 2018

Artikel 1 - DEFINITIES 

In deze overeenkomst wordt verstaan onder: 
- werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van deze CAO; 
- werknemer: iedere man of vrouw die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van werkgever; 
- partijen: de partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van deze CAO, te weten van werknemerszijde dè onafhankelijke vakorganisatie ABGP te Amsterdam en van werkgeverszijde het NHG te Eindhoven. 

Artikel 2 - WERKINGSSFEER
1. Deze CAO is van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de werkgever. 
2. Deze CAO wordt toegepast op werknemers van die werkgever die met zijn hoofdactiviteit te rangschikken is onder de horecabranche en/of catering (daaronder niet begrepen de bedrijven die door de aard van hun werkzaamheden vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de contractcateringbranche) en als lid is aangesloten bij het NHG. Voorts is deze CAO van toepassing op de ingeleende derde (m/v), tenzij deze laatste valt onder de werkingssfeer van een andere CAO.

Artikel 3 - DUUR, VERLENGING EN BEËINDIGING VAN DE CAO 
1. Deze CAO vangt aan op 1 januari 2014 en eindigt op 31 december 2018. 
2. Deze CAO kan door partijen worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden voor het einde van de looptijd, zulks door 
middel van een aangetekend schrijven. 
3. Zolang geen van de partijen tot opzegging van deze CAO overgaat, wordt deze stilzwijgend verlengd met één jaar.
4. Bij opzegging door een der partijen zonder dat er een nieuwe CAO tot stand is gekomen, blijven alle bepalingen van deze CAO nog een jaar na expiratie van kracht. 

Artikel 4 - WIJZIGING OVEREENKOMST TIJDENS CONTRACTPERIODE 
Indien partijen gedurende de looptijd van de CAO overeenstemming bereiken over andere afspraken zullen deze bindend zijn voor partijen, alsmede voor aangesloten werkgevers en haar werknemers. 
Deze afspraken zullen zowel per brief als op de internetsites van NHG en ABGP onder de aandacht van de NHG en ABGP-leden worden gebracht. 
De ingangsdatum van een wijziging wordt schriftelijk gepubliceerd. 
De wijzigingen zullen als bijlage bij de CAO worden gevoegd. 

Artikel 5 - REORGANISATIE VAN CAO-PARTIJEN 
In geval van reorganisatie van een CAO-partij staan de bij deze CAO betrokken partijen er tegenover elkaar voor in dat hun wederzijdse rechten en verplichtingen die uit deze CAO voortvloeien, overgenomen worden door die rechtspersoon (rechtspersonen) die daartoe door enige partij schriftelijk aan de wederpartij zal (zullen) worden aangewezen. 

Artikel 6 - SCHADEVERGOEDING CAO-PARTIJEN 
In afwijking van artikel 15 en 16 van de Wet op de CAO, komen partijen overeen in geen enkel geval onderling schadevergoeding verschuldigd te zijn. 

Artikel 7 - MINIMUM ARBEIDSVOORWAARDEN 
Partijen beogen met deze CAO minimum arbeidsvoorwaarden overeen te komen. 
Het is werkgever te allen tijde toegestaan in voor werknemer gunstige zin af te wijken van bepalingen uit deze CAO. 

Artikel 8 - GESCHILLENCOMMISSIE 
1. Indien werkgever en werknemer van mening verschillen over de uitleg of toepassing van enige bepaling van deze CAO kunnen zij tezamen of ieder afzonderlijk schriftelijk een verzoek tot bemiddeling indienen bij de geschillencommissie van partijen. 
2. De geschillencommissie van partijen treedt na ontvangst van dit verzoek met betrokkenen in overleg om te proberen een minnelijke oplossing te bereiken. Als zo’n oplossing wordt gevonden, verklaren beide partijen zich daarmee schriftelijk akkoord en geldt die afspraak als een vaststellingsovereenkomst. 
3. Het reglement van de geschillencommissie is opvraagbaar bij het secretariaat van het NHG en bij de ABGP. 

VERPLICHTINGEN WERKGEVER 

Artikel 9 - GOED WERKGEVERSCHAP 
Werkgever dient zich in houding en gedrag naar werknemer respectvol op te stellen, zoals dat een goed werkgever betaamt, overeenkomstig artikel 7:611 BW. 

Artikel 10 - FUNCTIONEREN EN BEOORDELEN VAN WERKNEMER 
1. Werkgever is verplicht minimaal eenmaal per jaar met werknemer een functioneringsgesprek te voeren of te doen voeren, eventueel met gebruikmaking van door partijen daartoe ter beschikking gestelde formulieren.
2. Werkgever dient van het functioneringsgesprek een schriftelijk verslag te maken, dat door werkgever en werknemer getekend wordt. 

Artikel 11 - MAALTIJDREGELING 
Aan elke werknemer die zeven uur of langer aaneengesloten werkt zal ten minste een koffiemaaltijd worden verstrekt. 

Artikel 12 - CAO INZAGE-RECHT 
Werkgever is verplicht bij indiensttreding van werknemer deze CAO aan werknemer te overhandigen. Tevens is de CAO ter inzage op de internetsite van NHG en ABGP. 

Artikel 13 - MEDEZEGGENSCHAP PERSONEEL 
CAO-partijen streven ernaar, dat gedurende de looptijd van de CAO medezeggenschapsverplichtingen worden nageleefd. Door werkgever dient in een onderneming met tussen tien en vijftig werknemers aan het gezamenlijke 
personeel de gelegenheid te worden geboden om tweemaal per jaar te spreken over aangelegenheden die de onderneming betreffen. Op initiatief van de werknemers kan in een onderneming met tien tot vijftig werknemers een 
personeelsvertegenwoordiging worden ingesteld waarbij de wettelijke regels van toepassing zijn. In een onderneming met méér dan vijftig werknemers moet een ondernemingsraad worden ingesteld waarbij de wettelijke regels 
van toepassing zijn. 

VERPLICHTINGEN WERKNEMER 

Artikel 14 - GEDRAGSREGELS 
1. Werknemer dient zich te gedragen zoals dat een goed werknemer betaamt en stelt zich in houding en gedrag naar werkgever respectvol op. 
2. Werknemer dient de huisregels en werkinstructies van werkgever in acht te nemen. 
3. Werknemer zal de hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen oordeelkundig alsmede overeenkomstig de bestemming daarvan gebruiken en behandelen en daarvoor zorgdragen als een goed werknemer. Indien werknemer aan de hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen schade veroorzaakt door bewuste roekeloosheid of opzettelijk handelen, heeft werkgever de mogelijkheid deze schade op werknemer te verhalen. 
4. Werknemer is verplicht om bij beëindiging van het dienstverband alle in zijn bezit zijnde, aan werkgever toebehorende bescheiden en zaken terstond aan werkgever af te geven. Indien werknemer niet aan deze verplichting voldoet, is werkgever gerechtigd de kosten van de gemiste bescheiden te verhalen op werknemer. 
5. Werknemer is zowel gedurende het dienstverband als na beëindiging daarvan verplicht tot absolute geheimhouding met betrekking tot alle feiten en bijzonderheden betreffende de onderneming die door bekendmaking het bedrijfsbelang kunnen schaden. Werkgever kan bij overtreding van deze verplichting schadevergoeding eisen. 

Artikel 15 - ARBEID VOOR DERDEN 
Werknemer mag uitsluitend arbeid voor derden of voor een eigen onderneming verrichten met voorafgaande schriftelijke toestemming 
van werkgever. 

ARBEIDSOVEREENKOMST 

Artikel 16 - ARBEIDSOVEREENKOMST 
1. De arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever dient 
schriftelijk te worden vastgelegd. Deze arbeidsovereenkomst dient minimaal te voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van een arbeidsovereenkomst, overeenkomstig artikel 7:616 en 7:617 BW. 
Een model arbeidsovereenkomst is voor werkgever opvraagbaar bij het secretariaat van het NHG. 
2. In de arbeidsovereenkomst wordt deze CAO van toepassing verklaard. Werknemer retourneert een kopie van de arbeidsovereenkomst die voor akkoord getekend is vóór de aanvang van het dienstverband. 
3. De werkgever draagt zorg voor een tijdige betaling van het loon van werknemer op een vooraf door partijen overeengekomen datum van de maand. Deze datum dient in de arbeidsovereenkomst te worden 
vastgelegd, overeenkomstig artikel 7:616 BW. 

Artikel 17 - PROEFTIJD 
1. Voor een arbeidsovereenkomst zowel voor bepaalde als voor onbepaalde tijd geldt een proeftijd van twee maanden. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur wordt verlengd, geldt geen proeftijd meer. 
2. Gedurende de proeftijd kan zowel werkgever als werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigen zonder opgaaf van redenen en zonder 
dat een opzegtermijn in acht genomen hoeft te worden. 

Artikel 18 - VERLENGING 
1. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan maximaal 4 maal (stilzwijgend) verlengd worden. Indien elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in totaal langer dan 60 maanden hebben geduurd, eventuele tussenperioden korter dan 3 maanden inbegrepen, wordt de arbeidsovereenkomst beschouwd als zijnde voor onbepaalde tijd. 
2. Bij een tussenperiode van drie maanden of langer begint een nieuwe reeks van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. 

Artikel 19 - LOONDOORBETALINGSPLICHT 
1. Met betrekking tot de loondoorbetalingsplicht ingeval van een arbeidsovereen-komst voor onbepaalde tijd geldt dat de beperking in duur als bedoeld in artikel 7:628 lid 5 BW niet van toepassing is. 
2. Ingeval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, geldt dat gedurende de gehele looptijd van de arbeidsovereenkomst en gedurende 
de verlengingen ervan de loonbetalingsplicht zoals bedoeld in 
artikel 7:628 lid 1 BW niet van toepassing is. 

Artikel 20 - BEËINDIGING DIENSTVERBAND 
1. De arbeidsovereenkomst eindigt: 
- conform de bepalingen in het BW; 
- door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, op de eerste dag van de maand waarin zulks van toepassing is of zoveel eerder als een prepensioen- of VUT-regeling voor werknemer van toepassing is, zonder dat daartoe schriftelijke opzegging vereist is.
2. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alsmede de verlengingen ervan, eindigen door het verstrijken van de tijd waarvoor ze zijn aangegaan zonder dat er opzegging vereist is. 
3. Indien de directeur van het UWV toestemming heeft verleend voor het beëindigen van het dienstverband geldt voor het tussentijds beëindigen van de arbeidsovereenkomst - zowel die voor bepaalde als voor onbepaalde tijd - voor werkgever een opzegtermijn van één maand. Voor werknemer geldt te allen tijde een opzegtermijn van één maand, overeenkomstig 
artikel 5:1 – 5:2 van het Ontslagbesluit.
4. Opzegging kan slechts geschieden tegen het einde van een kalendermaand. 

LONEN 

Artikel 21 - LONEN 
1. Werknemer kan bij werkgever maximaal drie jaar aaneengesloten in dienst zijn voor het wettelijk minimumloon. Daarna heeft werknemer recht op drie procent loonsverhoging per jaar, inclusief eventuele door partijen overeengekomen loonrondes of prijscompensaties. Deze verhogingen gelden voor maximaal tien jaar. 
2. Werkgever stelt voor iedere functie in het bedrijf een functieomschrijving vast met daaraan gekoppeld een bij de zwaarte van de functie passend salaris en overige arbeidsvoorwaarden. 

Artikel 22 - VAKANTIETOESLAG 
1. De vakantietoeslag bedraagt acht procent van het brutoloon. Voor de berekening van de vakantietoeslag loopt het jaar van 1 mei tot en met 
30 april van het volgend jaar. Uitbetaling van de vakantietoeslag vindt jaarlijks plaats in mei. 
2. Bij een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht of een voorovereenkomst kan ook worden gekozen voor een maandelijkse betaling van het vakantiegeld. 

Artikel 23 - FEESTDAGENTOESLAG 
1. Werknemer heeft recht op een toeslag van 50 procent in tijd of geld indien hij/zij werkt op eerste kerstdag, tweede kerstdag en/of nieuwjaarsdag. 
2. De keuze voor deze toeslag in tijd of geld wordt gemaakt in overleg met werknemer. 

Artikel 24 - JUBILEUMUITKERING 
Werkgever zal aan werknemer bij een 25- en een 40-jarig dienstverband een jubileumuitkering verstrekken. 
De uitkering bedraagt: 
- bij een 25-jarig dienstverband: één bruto maandsalaris; 
- bij een 40-jarig dienstverband: twee bruto maandsalarissen.

Artikel 25 - PENSIOEN 
Voor wat betreft de pensioenvorming kent deze CAO een pensioenregeling vergelijkbaar met Pensioenfonds Horeca en Catering. 

Artikel 26 - LOONAANPASSING 
CAO-partners voeren jaarlijks een loonronde en kunnen een loonaanpassing overeenkomen. De werkgever is verplicht die loonaanpassing door te voeren per overeengekomen datum daaropvolgend. Als peilloon voor een loonronde zal 1 november worden gehanteerd, voorafgaand aan het jaar van invoering van de loonaanpassing. 

Artikel 27 - OVERLIJDENSUITKERING 
Bij overlijden van de werknemer, die ten tijde van het overlijden in dienst was op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, wordt door de werkgever aan de nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering verstrekt van twee bruto maandsalarissen. Indien de werknemer ten tijde van het overlijden werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, wordt door de werkgever aan de nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering verstrekt van één bruto maandsalaris. 

ARBEIDSTIJDEN 

Artikel 28 - ARBEIDSTIJDEN 
1. De voltijd werkweek duurt 38 uur. 
2. Werknemer mag structureel maximaal werken: 
- 9 uur per dag; 
- 45 uur per week gemiddeld per vier weken; 
- 40 uur per week gemiddeld per dertien weken; 
- 520 uur per dertien weken. 
3. Werkgever mag werknemer incidenteel overwerk laten verrichten tot een 
maximum van: 
- 11 uur per dag; 
- 54 uur per week; 
- 45 uur per week gemiddeld per dertien weken; 
- 585 uur per dertien weken. 
4. Voor medewerkers in de nachtdienst gelden de volgende maximum arbeidstijden: 
Structureel: 
- 9 uur per dag; 
- 40 uur per week gedurende maximaal dertien weken. 
Incidenteel: 
- 10 uur per dag. 
5. Werkgever zal het dienstrooster uiterlijk twee weken van tevoren aan werknemer bekend maken behoudens bijzondere omstandigheden. 
6. Werknemer is verplicht werk op zondag te aanvaarden. 
7. Werknemer heeft recht op ten minste vier vrije zondagen per dertien weken 

Artikel 29 – OVERUREN 
1. Overuren zijn uren die - op last van werkgever - gewerkt zijn boven de 988 uren per 26 weken. 
2. Voor elk gewerkt overuur geldt een toeslag van vijftig procent in vrije tijd of geld. 
3. Werkgever bespreekt met werknemer of het overwerk vergoed wordt in vrije tijd of geld. 
4. Verrekening van de gewerkte overuren vindt plaats per periode van 26 weken. 
5. Zwangere medewerkers en medewerkers van 55 jaar of ouder kunnen niet verplicht worden tot overwerk. 

SCHOLING 

Artikel 30 - SCHOLING 
1. Verplichte scholing: wanneer er sprake is van een opleiding die in het bedrijfsbelang door de werkgever verplicht is gesteld, dient werkgever de opleidingskosten, reiskosten en noodzakelijk loonverzuim volledig voor zijn rekening te nemen. 
2. Scholing op verzoek: wanneer er sprake is van een opleiding die in het bedrijfsbelang op verzoek van werkgever of werknemer gevolgd wordt, komt werknemer in aanmerking voor gedeeltelijke dan wel volledige vergoeding van de opleidingskosten, reiskosten en noodzakelijk loonverzuim. 
3. Werkgever kan aan een vergoeding de voorwaarde stellen dat er door werknemer een bijbehorend certificaat of examen wordt behaald. 
4. Bij het toekennen van een vergoeding, zoals bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel, geldt als voorwaarde dat de werknemer drie jaar in het bedrijf in dienst blijft. Indien werknemer binnen deze termijn de dienstbetrekking beëindigt, dient hij de opleidingskosten als volgt terug te betalen: bij vertrek binnen een jaar na aanvang van de opleiding 75 procent, bij vertrek binnen twee jaar 50 procent, bij vertrek binnen drie jaar 25 procent. 
5. Indien werknemer het dienstverband verbreekt tijdens de duur van de opleiding, is hij verplicht tot terugbetaling van de reeds door werkgever vergoede en nog te vergoeden kosten. 

Artikel 31 - STAGES 
Partijen zullen zich gezamenlijk inspannen om een actief beleid te ontwikkelen voor het creëren van stageplaatsen en het onderhouden van contacten met de diverse opleidingsinstituten. De stagevergoeding zal conform de richtlijnen zijn van de opleidingsinstituten. 

Artikel 32 - LEERLINGENSTATUUT 
Voor leerlingen die een BBL leer-/werkovereenkomst hebben, gelden de volgende aanvullende bepalingen: 
1. Bij de overeenkomst is inbegrepen dat de leerling per week een dag van zes uren de school bezoekt. Op deze jaarlijks vooraf vastgestelde dag kan het leerbedrijf de werknemer niet verplichten tot werk. 
2. Tijdens de schoolvakanties wordt het loon van de leerling doorbetaald. 
3. Voor werknemers jonger dan 18 jaar gelden de volgende arbeidstijden: 
- maximaal 8 uur op een dag; 
- maximaal 40 uur per week; 
- werktijden tot uiterlijk 23.00 uur; 
- maximaal 7 dagen aaneengesloten; 
- nimmer zowel op zaterdag als zondag. 

ZIEKTE 

Artikel 33 - VERPLICHTINGEN WERKGEVER 
1. CAO-partijen stellen aan werkgever een universeel verzuimreglement ter beschikking. 
2. Werkgever kan gebruik maken van een door het NHG ter beschikking gestelde Risico Inventarisatie en Evaluatie Scan of een vergelijkbaar model dat goedgekeurd is door een gecertificeerde arbodienst. 
3. De werkgever is verplicht een plan van aanpak op te stellen bij dreigend (langdurig) verzuim van een werknemer om zo snel mogelijk te komen tot re-integratie in de eigen functie, een passende andere functie of een passende functie elders. 

Artikel 34 - VERPLICHTINGEN WERKNEMER 
1. Werknemer is gehouden alle wettelijke voorschriften alsmede de bedrijfsinstructie met betrekking tot de veiligheid, de gezondheid en het milieu op te volgen en de aan werknemer verstrekte beschermingsmiddelen te dragen en/of te gebruiken. 
2. Werknemer die door ziekte of ongeval niet in staat is arbeid te verrichten, dient zich voor wat betreft de melding aan werkgever, alsmede voor wat betreft controle- en reïntegratievoorschriften te houden aan de binnen de onderneming geldende regels en het ziekteverzuimreglement. Indien werkgever aangesloten is bij een Arbo-dienst dient werknemer zich tevens te houden aan de voorschriften van deze Arbodienst. 
3. Bij niet-naleving van de verplichtingen door werknemer kan dit consequenties hebben zoals beschreven in het BW. 

Artikel 35 - DOORBETALING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID 
1. In geval van arbeidsongeschiktheid vanwege ziekte of ongeval heeft werknemer, behoudens maximaal twee wachtdagen per ziektegeval tot 
een maximum van drie maal per jaar, gedurende de eerste zes maanden of indien de arbeidsovereenkomst eerder eindigt tot het einde van de arbeidsovereenkomst, recht op doorbetaling van honderd procent van het loon. 
2. Na zes maanden tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst heeft 
de werknemer recht op de wettelijke loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid. 
3. Indien de arbeidsongeschiktheid buiten de schuld van werknemer veroorzaakt wordt door een ongeval in het bedrijf zijn er geen wachtdagen. 
4. Indien de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan 21 aaneengesloten dagen zijn er geen wachtdagen. 

VAKANTIE 

Artikel 36 – VAKANTIEDAGEN
1. Het vakantiejaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Werknemer die bij aanvang van het vakantiejaar in dienst is, bouwt over een volledig kalenderjaar, bij een fulltime arbeidsovereenkomst 25 vakantiedagen op (20 wettelijke en 5 bovenwettelijke). 
2. Bij in- of uitdiensttreding in de loop van het vakantiejaar en/of bij een arbeidsovereenkomst van minder dan 38 uur per week, heeft werknemer recht op een evenredig deel van deze 25 vakantiedagen. 
3. Werkgever registreert de opbouw en het opnemen van zowel de wettelijke als de bovenwettelijke vakantiedagen, zodanig dat het tegoed van elk van beide kenbaar is. Desgevraagd maakt werkgever inzichtelijk op hoeveel wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen de werknemer op enig moment recht heeft.
4. Werkgever heeft de plicht werknemer in de gelegenheid te stellen de vakantiedagen op te nemen. Vakantiedagen kunnen uitsluitend worden opgenomen met toestemming van werkgever. 
5. Werkgever beslist binnen veertien dagen op een verzoek van werknemer conform artikel 7:638 lid 2 BW. Bij afwijzing zal werkgever aangeven welke gewichtige redenen zich tegen het verzoek verzetten. 
6. Vakantiedagen mogen maximaal drie weken aaneengesloten worden opgenomen en moeten minimaal twee weken aaneengesloten worden opgenomen. 
7. Werkgever kan jaarlijks twee bovenwettelijke vakantiedagen aanwijzen als verplichte vrije dagen. 
8. Opgenomen vakantiedagen komen als eerste in mindering op het tegoed aan wettelijke vakantiedagen, daarna op het tegoed aan bovenwettelijke vakantiedagen.
9. Niet opgenomen wettelijke vakantiedagen vervallen per 1 juli van het kalenderjaar nà het kalenderjaar van opbouw, behoudens wettelijke uitzondering. Niet opgenomen bovenwettelijke vakantiedagen verjaren na vijf jaar nà het kalenderjaar van opbouw.
10. Indien werknemer te veel vakantiedagen heeft opgenomen heeft werkgever het recht deze vakantiedagen te verrekenen. 

Artikel 37 - EXTRA VAKANTIEDAGEN 
Met ingang van de maand volgend op die waarin een van onderstaande leeftijden en/of een van onderstaande dienstjubilea wordt bereikt, heeft werknemer recht op extra vakantiedagen: 
- bij een leeftijd van 45 jaar: 25 + 2 dagen
50 jaar: 25 + 3 dagen
55 jaar: 25 + 4 dagen 
- bij een dienstverband van 10 jaar: 25 + 1 dag
20 jaar: 25 + 2 dagen 
30 jaar: 25 + 3 dagen 
Bij samenloop van leeftijd en dienstverband worden de extra vakantiedagen bij elkaar opgeteld. 

VERLOF 

Artikel 38 - VERLOFSPAARREGELING 
1. De bovenwettelijk geregelde vakantiedagen (vijf per jaar) plus extra betaalde verlofdagen plus opgespaarde overuren mogen, in afwijking van artikel 36 lid 4, door werknemer worden opgespaard in het kader van een verlofspaarregeling. 
2. Deze verlofspaarregeling wordt door de werknemer schriftelijk aangevraagd. In de aanvraag verlofspaarregeling dient door de werknemer het doel van de aanvraag duidelijk te worden benoemd. De werkgever kan de aanvraag uitsluitend op goede gronden weigeren, indien het bedrijfsbelang daarmee aantoonbaar wordt geschaad. Toekenning of afwijzing geschiedt schriftelijk. 
3. De verlofspaarregeling gaat in op het moment van schriftelijke bevestiging. Het moment van opnemen van dit verlof geschiedt in onderling overleg. 
4. Er mogen maximaal 75 dagen worden gespaard in het kader van deze regeling. 
5. Er mag maximaal 5 jaar worden gespaard in het kader van deze regeling.

Artikel 39 - BIJZONDER VERLOF 
Op dit artikel is de Wet Arbeid en Zorg artikel 4:1 en 7:618 en 7:629 BW van toepassing.
Bijzonder verlof met behoud van loon 
1. Met de in dit artikel genoemde echtgenoot (echtgenote) wordt gelijkgesteld de levenspartner alsmede de relatiepartner. 
2. In de volgende gevallen wordt verlof met behoud van loon verleend: 

- één dag: 
• bij het overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis/crematie van een van de grootouders, kleinkinderen, schoonouders. 
- twee dagen: 
• bij het overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis/crematie van een van de broers, zusters, ouders en stiefouders; 
• bij het huwelijk van de werknemer; 
• bij de bevalling van de echtgenote en bij adoptie. 
- vier dagen: 
• voor de werknemer die als executeur testamentair betrokken is bij het overlijden van een familielid in eerste graad. 
- vijf dagen: 
• bij het overlijden van de echtgenoot (echtgenote) of een kind. 

Bijzonder onbetaald verlof 
3. In de volgende gevallen wordt één dag onbetaald verlof verleend, mits de werknemer dit verlof minimaal één maand tevoren heeft aangevraagd: 
- bij ondertrouw van werknemer; 
- bij het huwelijk van een van de kinderen, broers of zussen van werknemer; 
- bij het 25- of 40-jarig huwelijk van werknemer; 
- bij verhuizing van werknemer (maximaal één maal per jaar). 
4. Onbetaald verlof wordt voor één dag verleend, mits één dag tevoren aangevraagd, bij overlijden of voor het bijwonen van een begrafenis of crematie van een zwager, schoonzuster, schoonzoon, of schoondochter. 
5. Indien werknemer een verzoek doet voor onbetaald verlof dat niet valt onder hiervoor genoemde redenen, geldt het volgende: 
- werkgever heeft te allen tijde, rekening houdend met wederzijdse belangen, het recht de aanvraag van het onbetaald verlof te weigeren dan wel te honoreren; 
- tijdens het onbetaald verlof worden geen vakantierechten opgebouwd; 
- gedurende het onbetaald verlof mag werknemer geen betaalde arbeid elders verrichten. 
6. Voor iedere vorm van onbetaald verlof geldt dat voor zover het verlof financiële dan wel verzekeringstechnische gevolgen heeft, deze voor rekening zijn van werknemer. 

Artikel 40 - ORGANISATIEVERLOF 
Een werknemer die door de ABGP als kaderlid bij de werkgever is aangemeld, heeft recht op drie betaalde verlofdagen per jaar, mits deze aantoonbaar gebruikt worden voor het bijwonen van vakbondsoverleg. 

Artikel 41 - OUDERSCHAPSVERLOF 
1. Werknemer heeft recht op onbetaald ouderschapsverlof voor de verzorging van een eigen, pleeg- of stiefkind, mits de arbeidsovereenkomst tenminste een jaar heeft geduurd en mits dit kind niet ouder is dan acht jaar. 
2. Voor elke werknemer die recht heeft op ouderschapsverlof geldt dat het onbetaald verlof een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden bedraagt over de helft van de arbeidsduur per week, dan wel drie maanden over de volledige arbeidsduur. 
3. Werknemer dient minimaal drie maanden van tevoren het ouderschapsverlof schriftelijk bij werkgever aan te vragen. 
4. Tijdens het ouderschapsverlof bouwt werknemer uitsluitend vakantierechten op over de uren die daadwerkelijk worden gewerkt. 
5. Overigens is op het ouderschapsverlof artikel 3:1 van de Wet Arbeid en Zorg van toepassing.

Artikel 42 - ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF 
De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar zwangerschap recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof volgens artikel 3:1 van de Wet Arbeid en Zorg.

WETSARTIKELEN 

Artikel 15 Wet op de CAO
Eene vereeniging, welke eene collectieve arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, kan, indien eene der andere partijen bij die overeenkomst of een der leden van dezen handelt in strijd met eene harer of zijner verplichtingen, vergoeding vorderen niet alleen voor de schade, welke zij zelve dientengevolge lijdt, doch ook voor die, welke hare leden lijden.

Artikel 16 Wet op de CAO 
Voor zover de schade in ander nadeel dan vermogensschade bestaat, zal als 
vergoeding een naar billijkheid te bepalen bedrag verschuldigd zijn.

Artikel 7:611 BW
De werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen.

Artikel 7:616 BW
De werkgever is verplicht de werknemer zijn loon op de bepaalde tijd te 
voldoen.

Artikel 7:617 BW
1. De vastgestelde vorm van loon mag niet anders zijn dan: 
A. geld; 
B. indien die vorm van loon gewoonte is of wenselijk is wegens de aard van de onderneming van de werkgever: zaken, geschikt voor het persoonlijk gebruik van de werknemer en zijn huisgenoten, met uitzondering van alcoholhoudende drank en andere voor de gezondheid schadelijke genotmiddelen; 
C. het gebruik van een woning, alsmede verlichting en verwarming daarvan; 
D. diensten, voorzieningen en werkzaamheden door of voor rekening van 
de werkgever te verrichten, onderricht, kost en inwoning daaronder begrepen; 
E. effecten, vorderingen, andere aanspraken en bewijsstukken daarvan en bonnen. 
2. Aan de in lid 1 onder B, C en D bedoelde zaken, diensten en voorzieningen mag geen hogere waarde worden toegekend dan die welke met de werkelijke waarde daarvan overeenkomt. 

Artikel 7:618 BW
Indien geen loon is vastgesteld, heeft de werknemer aanspraak op het loon 
dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor arbeid als de overeen-gekomene gebruikelijk was of, bij gebreke van een dergelijke maatstaf, op 
een loon dat met inachtneming van de omstandigheden van het geval naar 
billijkheid wordt bepaald.

Artikel 7:628 BW
1. De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak 
die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
2. Indien hem krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.
3. Indien het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing, met dien verstande dat als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat de werknemer, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.
4. Het loon wordt echter verminderd met het bedrag van de onkosten die de werknemer zich door het niet-verrichten van de arbeid heeft bespaard.
5. Van de leden 1 tot en met 4 kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst slechts bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
6. In geval van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 668a kan een afwijking als bedoeld in lid 5 in totaal voor ten hoogste zes maanden worden overeengekomen.
7. Na het verstrijken van de termijn, bedoeld in lid 5, kan van dit artikel slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer.

Artikel 7:629 BW
1. Voor zover het loon niet meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag, behoudt de werknemer voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon, indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling daartoe verhinderd was. 
2. Het in lid 1 bedoelde recht geldt voor een tijdvak van zes weken voor de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat. 
3. De werknemer heeft het in lid 1 bedoelde recht niet: 
A. indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse 
informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd; 
B. voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd; 
C. voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 voor de werkgever of voor een door de werkgever aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht; 
D. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen 
deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 te verrichten; 
E. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 658a lid 3; 
F. voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond zijn aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk 
en inkomen naar arbeidsvermogen later indient dan in dat artikel is 
voorgeschreven. 
4. In afwijking van lid 1 heeft de vrouwelijke werknemer het in dat lid 
bedoelde recht niet gedurende de periode dat zij zwangerschaps- of 
bevallingsverlof geniet overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, 
van de Wet arbeid en zorg. 
5. Het loon wordt verminderd met het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toekomt krachtens enige wettelijke voorgeschreven 
verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de werknemer niet deelneemt, voorzover deze uitkering betrekking heeft op 
de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten. Het loon wordt voorts verminderd met het bedrag van de inkomsten, door de werknemer in of 
buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten. 
6. De werkgever is bevoegd de betaling van het in het lid 1 bedoelde loon op 
te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen. 
7. De werkgever kan geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen. 
8. Artikel 628 lid 3 is van overeenkomstige toepassing. 
9. Van dit artikel kan ten nadele van de werknemer slechts in zoverre worden afgeweken dat bedongen kan worden dat de werknemer voor de eerste twee dagen van het in lid 1 of lid 2 bedoelde tijdvak geen recht op loon heeft. 
10. Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 9 worden perioden, waarin de werknemer in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten als bedoeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. 
11. Het tijdvak van 104 weken, bedoeld in lid 1, wordt verlengd: 
A. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven; 
B. met de duur van het verlengde tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft vastgesteld en met de duur van het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, eerste zin, van die wet; 
C. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt 
verlengd; en 
D. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld. 
12. Indien de werknemer passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 
verricht, blijft de arbeidsovereenkomst onverkort in stand. 
13. Voor de toepassing van lid 2 wordt onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden. 

Artikel 7:638 lid 2 BW
2. Voorzover in de vaststelling van de vakantie niet is voorzien bij schriftelijke overeenkomst dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan of de wet, 
stelt de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de werknemer gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie 
vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer. 

Artikel 5:1 Ontslagbesluit 
1. Indien de werkgever als grond voor de opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert dat de werknemer in onvoldoende mate aan de gestelde 
functie-eisen voldoet en derhalve ongeschikt is voor zijn functie, kan 
de toestemming slechts worden verleend indien: 
A. de werkgever deze ongeschiktheid aannemelijk heeft gemaakt, en 
B. is vastgesteld dat deze ongeschiktheid niet voortvloeit uit ziekte of gebreken van de werknemer, en 
C. de werkgever voldoende contact met de werknemer heeft gehad teneinde te trachten verbetering teweeg te brengen in diens functioneren, en 
D. aannemelijk is dat het disfunctioneren van de werknemer niet toe te schrijven is aan onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden van de zijde van de werkgever. 
2. Indien de werkgever als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert dat de werknemer de bedongen arbeid niet wil verrichten met een beroep op ernstig gewetensbezwaar, wordt de toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding slechts verleend indien de werkgever redelijkerwijs geen mogelijkheid heeft om de werknemer een aangepaste dan wel andere functie aan te bieden. 
3. Indien de werkgever verwijtbaar handelen of nalaten van de zijde van de werknemer als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert, wordt de toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding slechts verleend, indien door de werkgever aannemelijk is gemaakt dat deze grond terecht is aangevoerd, en indien, gelet op dat handelen of nalaten, van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding 
te laten voortduren. 
4. Indien de werkgever als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert, dat de relatie tussen de werknemer en de werkgever ernstig 
en duurzaam is verstoord, wordt de toestemming op die grond slechts 
verleend indien door de werkgever aannemelijk is gemaakt dat van zodanige verstoring inderdaad sprake is, en dat herstel van de relatie, al dan niet door middel van overplaatsing van de werknemer binnen de onderneming, 
niet mogelijk is. 

Artikel 5:2 Ontslagbesluit
Indien de werkgever als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert dat de werknemer tengevolge van ziekte of gebreken niet meer in staat is aan de gestelde functie-eisen te voldoen, kan de toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding slechts worden verleend indien de werkgever: 
A. deze ongeschiktheid aannemelijk heeft gemaakt en aannemelijk is dat 
binnen zesentwintig weken geen herstel zal optreden, en 
B. aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet de mogelijkheid heeft de werknemer binnen zesentwintig weken, indien nodig door middel van scholing, te herplaatsen in een aangepaste dan wel andere functie binnen de onderneming, welke voor die werknemer als passend kan worden beschouwd.

Artikel 3:1 Wet Arbeid en Zorg
1. De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. 
2. Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag 
na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een aan 
de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verlos-kun-dige, tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling. 
3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien 
aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen. 
4. Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de vrouwelijke werknemer op grond van artikel 29a, tweede lid, van de Ziektewet ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op zwangerschapsverlof, maar dat verlof nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij zwangerschapsverlof heeft genoten.

Artikel 4:1 Wet Arbeid en Zorg
1. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens: 
A. zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden; 
B. een door wet of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde 
verplichting, waarvan de vervulling niet in zijn vrije tijd kon plaatsvinden; 
C. de uitoefening van het actief kiesrecht. 
2. onder zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in ieder geval begrepen: 
A. de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont; 
B. het overlijden en de lijkbezorging van een van zijn huisgenoten of een van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn.

General

Article 1 - DEFINITIONS

In this agreement, the following will be defined:

- employer: Every natural or legal person whose business is included in the scope of this labor agreement;

- employee: Every man or woman employed by employer based on a labor agreement;

- parties: The parties involved with the creation of this agreement, on the employee's side the independent union ABGP in Amsterdam and on the employer's side the NHG in Eindhoven.

Article 2 - SCOPE

1. This agreement is in effect on a labor agreement between employee and employer

2. This agreement is in effect on employees of said employer where the main activity can be grouped as hospitality and/or catering (Excluding all businesses to which, because of their activities, the central labor agreement for the contract catering branch applies) and that is a member with the NHG. This agreement also applies to any temporary employees of third parties (m/w), unless these are covered by another central labor agreement.

Article 3 - EXTENSION AND TERMINATION OF THIS AGREEMENT

1. This agreement takes effect on January first 2014 and will end on December 31st 2018.

2. This agreement may be terminated by parties with a cancelation term of three months before the end of the termination, by the means of signed writing.

3. So long as no party terminates this agreement it will be silently extended with periods of one year.

4. When terminated by any party before a new labor contract is created, the terms set forth in this agreement will remain empowered to a maximum of one year after termination.

Article 4 - MODIFICATIONS TO THIS AGREEMENT DURING ACTIVE USE

In the case that parties come to an agreement to change the terms in this agreement during the time that this agreement is empowered, this also effects any member employers and employees. These changes will be announced to NHG and ABGP members by letter and publishing on NHG and ABGP websites.

The date on which these changes take effect will be published in writing.

Any modifications will be appended to this agreement as attachment.

Article 5 - REORGANISATION OF PARTIES

In case of a reorganization of a party, all parties included in this agreement will take responsibility to make sure all their rights and obligations set in this agreement will be taken over by those legal person(s) that will be assigned as such by each party in writing.

Article 6 - COMPENSATION PARTIES

In afwijking van artikel 15 en 16 van de Wet op de cao, komen partijen overeen in geen enkel geval onderling schadevergoeding verschuldigd te zijn.

In deviation from article 15 and 16 of CAO Act, parties agree to in no case have right to receive or claim to have the right to receive any compensations from other parties.

Article 7 - MINIMAL LABOR CONDITIONS

Parties intend to agree upon minimal labor conditions in this agreement.

Employer is entitled to, at any time, deviate from the minimal conditions set forth in this agreement so long as these deviations are beneficial for employees.

Article 8 - DISPUTES COMMITTEE

1. In the case that employee and employer dissent about the explanation or application of any term set forth in this agreement they can together or separately submit in writing a request for mediation with the arbitration committee of the parties.

2. The arbitration committee of the parties shall, after receipt of the request go in consultation with stakeholders to try to achieve an amicable solution. If such a solution is found, both parties agree to this in writing and this agreement will serve as a confirmation.

3. The rules of the arbitration committee may be requested from the secretariat of the NHG and the ABGP

OBLIGATIONS EMPLOYER

Article 9 - GOOD EMPLOYERSHIP

Employer shall remain respectful in attitude and actions towards employee, such as is expected from a good employer, as in agreement with article 7:611 BW.

Article 10 - FUNCTIONING AND EVALUATING OF EMPLOYEE

1. Employer is obliged to have an evaluation with employee at least once each year, potentially using forms provided by parties.

2. Employer must make a written report about any evaluation, which must be signed by employee.

Article 11 - MEAL SCHEME

To each employee that is working for at least 7 hours on end, at least one coffee break must be made available.

Article 12 - CAO RIGHT OF INSPECTION

Employer is obliged to, on employment of employee, to give them a copy of this agreement. This agreement will also be available online on the websites of NHG and ABGP.

Article 13 - STAFF PARTICIPATION

CAO parties endeavor that participation requirements are complied with. During the term of the collective agreement. Any employer with a company of between ten and fifty employees must give the joint staff the opportunity to be allowed to speak of matters relating to the company twice a year. On the initiative of employees can a company with ten to fifty staff representation be established whereby the legal rules apply. In a company with more than fifty employees, a works council should be established whereby the legal rules apply.

OBLIGATIONS EMPLOYEE

Article 14 - CONDUCT

1. Employee shall behave in such a way as is expected from a good employee and will be respectful towards employer in attitude and actions.

2. Employee is expected to follow house rules and instructions from employer.

3. Employee shall use all equipment in a judicious way and only for purposes it was made for. Employee is also expected to take care of equipment as is to be expected from any good employee. In the case that employee causes damages to equipment by deliberate recklessness or willful act, employer will be allowed to hold employee liable for any damages.

4. Employee is obliged to return all property to employer upon ending employment. In the case that employee does not comply with this obligation, employer is entitled to hold employee accountable for the cost of all missing property.

5. Employee is obliged to, both during or after employment, assume complete secrecy with regard to all facts and details of the business that can damage the company when made public. Employer is entitled to claim compensation from employee when employee does not comply with this obligation.

Article 15 - LABOR FOR THIRD PARTIES

Employee may only perform labor for third parties or own business when given prior written consent from employer.

LABOR AGREEMENT

Article 16 - LABOR AGREEMENT

1. The labor agreement between employer and employee shall be recorded in writing. This agreement must at least comply with the lawful requirements with regards to a labor agreement, according to article 7:616 and 7:617 BW.

A model agreement can be requested by employer from the NHG secretariat.

2. In the labor agreement, this agreement will be made applicable. Employee will return a copy of the labor agreement that has been signed and agreed to before the employment commences.

3. Employer makes sure of a timely payment of wages for employee on a predefined date that has been agreed upon by both parties. This date will be recorded in the labor agreement, according to article 7:616 BW.

Article 17 - PROBATION

1. A probation period of two months applies to all labor agreements of both temporary and permanent employments. In the case of an extension of this agreement, no new probation period will be in effect.

3. During the probation period, both employer and employee may terminate the labor agreement without prior notice and without stating a reason.

Article 18 - EXTENSION

1. A temporary labor agreement may be extended (without notice) for a maximum of four times. In the case that consecutive temporary labor agreements span a total of more than sixty (60) months, including possible intervals shorter than three months, this labor agreement will be considered permanent.

2. After an interval of three or more months a new series of temporary labor agreements will take effect.

Article 19 - WAGE PAYMENT OBLIGATION

1. With regards to wage payment obligation in the case of a permanent labor agreement, the duration as stated in article 7:628 paragraph 5 BW will not apply.

2. With regards to wage payment obligation in the case of a temporary labor agreement, during the whole duration of the agreement and any extensions thereof, the wage payment obligation as stated in Article 7:628 paragraph 1 BW will not apply.

Article 20 - TERMINATION OF EMPLOYMENT

1. The labor agreement will end:

- In accordance with provisions stated in civil law;

- by reaching the retirement age, on the first day of the months where this applies or as much earlier as in accordance with preretirement- or VUT-regulations that apply to employee, without requiring written termination.

2. Temporary labor agreements, and their respective extensions, will end by passing of the termination date without requiring written termination.

3. In the case that the UWV director has given permission for the termination of employment, a one-month termination notice applies - both for temporary and permanent labor agreements - to employer. A one-month termination notice always applies to employee in accordance to article 5:1 - 5:2 dismissal decision.

4. Termination may only occur nearing the end of a month.

WAGES

Article 21 - WAGES

2. Employee may be employed by the same employer for a maximum of three years with minimum wage pay. After this, employee will be entitled to a raise of three percent every year, including possible wage round or price compensations as agreed upon by parties. These raises are effective for a maximum of ten years.

2. Employer will make available a job description for each function in the business, including a fitting wage and miscellaneous working conditions.

Article 22 - VACATIONS

1. Vacation compensation makes up for eight percent of gross wage. For calculations of holiday compensation the year will run from May 1st until April 30th of the next year. Payment of vacation compensations will occur each year In May.

2. In the case of a labor agreement with a deferred performance obligation or pre-agreement, parties may also elect to use a monthly payment of vacation compensations.

Article 23 - HOLIDAYS SURCHARGE

1. Employee is entitled to a surcharge of 50 percent in tiem or money in the case that he/she works on Christmas day, Boxing Day and/or new years' day.

2. The choice for surcharge in time or money will be made in consultation with employee.

Article 24 - ANNIVERSARY PAYMENT

Employee will make available, to any employee that has been employed for either 25 or 40 years, an anniversary payment.

This payment amounts:

- In the case of a 25-year employment: one gross month's pay;

- in the case of a 40-year employment: two gross month's pays.

Article 25 - RETIREMENT

With regards to retirement, this agreement will use the same regulations as stated in pension hospitality and catering.

Article 26 - WAGE ADJUSTMENT

CAO-partners may agree upon wage adjustments in a yearly meeting. Employer is obliged to implement any wage adjustments before the agreed upon date. The reference wage for a wage round shall be November 1st, prior to the year of introduction of the wage adjustment.

Article 27 - DEATH BENEFITS

In the case that employee dies when employed with a permanent labor agreement, employer will make available to spouse a death benefit of two gross month's wages. In the case that employee dies when employed with a temporary labor agreement, employer will make available to spouse a death benefit of one month's wage.

WORKING HOURS

Article 28 - WORKING HOURS

1. A full working week is 38 hours.

2. Employee may structurally work no more than:

- 9 hours per day

- 45 hours per week, average over four weeks

- 40 hours per week, average over thirteen weeks

- 520 hours per thirteen weeks

3. Employer may have employee work overtime to a maximum of:

- 11 hours per day

- 54 hours per week

- 45 hours per week, average over thirteen weeks

- 585 hours per thirteen weeks

4. For employees with night shifts, the following maximum working hours apply:

Structural:

- 9 hours per day

- 40 hours per week over a maximum of thirteen weeks

Incidental:

- 10 hours per day.

5. Employer will make roster available to employee at least two weeks before they take effect, special circumstances excluded.

6. Employee must accept to work on Sundays

7. Employee is entitled to at least four Sundays off per thirteen weeks

Article 29 – OVERTIME

1. Overtime is defined by all hours worked excess of 988 hours per 26 weeks as assigned by employer.

2. For every hour in overtime a fifty percent surcharge applies either in free time or money.

3. Employer and employee will agree upon if overtime is reimbursed in free time or money.

4. Settlement of worked overtime will happen in periods of 26 weeks.

5. Pregnant employees or employees aged 55 or over can not be obliged to work overtime.

EDUCATION

Article 30 - EDUCATION

1. Mandatory education: In the case of education that has been made mandatory by employer for the improvement of business, employer will have to pay training fees, travel costs and essential loss of pay in full.

2. Education on request: In the case of education for best interest for the business that has been taken on by request of either employer or employee, employee will be eligible for either partial or full reimbursement of training fees, travel costs and essential loss of pay.

3. Employer will only have to reimburse costs on the condition that the corresponding course has been completed successfully.

4. When paying compensations as refered to in paragraph 1 and 2 of this article, the condition applies that employee must remain employed for at least three years. In the case that employee quits within these three years, the following refund rules apply: When leaving within one year, employee will have to pay back 75% of the costs, when leaving within two years, 50% will have to be paid back and when leaving within three years, 25% will have to be paid back to employer.

5. In the case that employee quits during the education, he/she will be obliged to pay back, in full, all training costs, whether already paid or not.

Article 31 - INTERNSHIPS

Parties will make a joint effort to develop an active policy for creating internship positions and maintaining contacts with miscellaneous educational institutions. Any payments for paid internships will be in compliance with guidelines of the corresponding educational institute.

Article 32 - STUDENT STATUS

For students with a BBL study-/work agreement, the following terms apply:

1. In the agreement is included that the student will attend classes at school for one day of six hours per week. On this yearly agreed upon day, the company may not oblige employee to work.

2. During school holidays, the student will still be paid in full.

3. For employees younger than 18 years of age, the following working hours apply:

- No more than eight hours per day

- No more than 40 hours per week

- No later than 23:00

- No more than seven days on end

- Never on a Saturday and the next Sunday

SICKNESS

Article 33 - OBLIGATIONS EMPLOYER

1. cao-parties will make a default set of rules available to employer.

2. Employer may use any risk inventory and evaluation scan supplied by NHG or a comparable model that has been approved by a certified occupational health service.

3. Employer is obliged to create a plan of actions in the case of imminent (long-term) leave of an employee, to ensure an as quick as possible re-integration in their own function, a fitting other function or a fitting function elsewhere.

Article 34 - OBLIGATIONS EMPLOYEE

1. Employee must follow all lawful prescriptions as well as operating instructions associated with safety, health and the environment and also make use of any supplied protective measures.

2. Employees that are unable to perform labor because of sickness or an accident will comply with, with regards to notifying employer as well as any monitoring and rehabilitation requirement, the rules inside the business as well as the sick leave regulations. In the case that employer is member of an occupational health service, employer will also have to comply with regulations made by this service.

3. In the case that employee does not comply with obligations, this will have consequences as described in civil law.

Article 35 - SICK PAY

1. In the case of inability to perform labor because of sickness or an accident, excluding two waiting days and to a maximum of three times per year, during the first six months or in cas the labor agreement ends, until the end of the agreement, employee will be entitled to continued payment in full.

2. After six months until the end of their labor agreement, employee will be entitled to lawful sick pay.

3. In the case that the inability to perform labor is caused where there is no blame with employee or in the case of an accident while working, there will be no waiting days.

4. In the case of inability to perform labor lasting longer than 21 consecutive days, there are no waiting days

VACATION

Article 36 – HOLIDAYS

1. The year starts on January 1st and ends on December 31st. Employees that have been employed since the start of the year, will accumulate over one full year, in the case of fulltime employment, 25 vacation days (20 lawful and 5 extralegal).

2. In the case of an employment shorter than one full year, or a working week of less than 38 hours, employee will be entitled to a proportional part of these 25 vacation days.

3. Employer registers the accumulation and usage of both lawful and extralegal vacation days in such a way that the balance of both is recognizable. When asked, employer will also give employee insight in how many lawful and extra vacation days are available to employee at any given time.

4. Employer is obliged to enable employee to use up vacation days. Vacation days can only be used with prior permission from employer.

5. Employer decides, within fourteen days of a request made by employee as in agreement with article 7:638 paragraph 2 of civil law. In the case of deviation, employer will notify employee of the reasons that made the decision against their request.

6. Vacation days must be used up in at least two consecutive, but no more than three consecutive weeks.

7. Employer is entitled to appoint two lawful vacation days per year as obligatory free days.

8. Used vacation days will first be deducted from the available lawful vacation days, before the amount of available extralegal vacation days is decreased.

9. Any lawful vacation days that have not been used will expire on July 1st of the year after they have been accumulated, except for where prohibited by law. Any extralegal vacation days that have not been used will five years after the year In which they have been accumulated.

10. In the case that employee has used up too many vacation days, employer is entitled to charge employee for the difference.

Article 37 - EXTRA VACATION DAYS

At the beginning of the month after that in which one of the following ages and/or anniversaries is reached, employee is entitled to extra vacation days:

- At the age of 45 years: 25 + 2 days

50 years: 25 + 3 days

55 years: 25 + 4 days

- At an anniversary of 10 years: 25 + 1 day

20 years: 25 + 2 days

30 years: 25 + 3 days

When anniversaries and birthdays happen in the same month, the extra vacation days will be added together.

LEAVE

Article 38 - LEAVE SAVINGS

1. De bovenwettelijk geregelde vakantiedagen (vijf per jaar) plus extra betaalde verlofdagen plus opgespaarde overuren mogen, in afwijking van artikel 36 lid 4, door werknemer worden opgespaard in het kader van een verlofspaarregeling.

2. Deze verlofspaarregeling wordt door de werknemer schriftelijk aangevraagd. In de aanvraag verlofspaarregeling dient door de werknemer het doel van de aanvraag duidelijk te worden benoemd. De werkgever kan de aanvraag uitsluitend op goede gronden weigeren, indien het bedrijfsbelang daarmee aantoonbaar wordt geschaad. Toekenning of afwijzing geschiedt schriftelijk.

3. De verlofspaarregeling gaat in op het moment van schriftelijke bevestiging. Het moment van opnemen van dit verlof geschiedt in onderling overleg.

4. Er mogen maximaal 75 dagen worden gespaard in het kader van deze regeling.

5. Er mag maximaal 5 jaar worden gespaard in het kader van deze regeling.

1. Any extralegal vacation days (five per year) and extra paid free days and accumulated overtime can, in deviation of article 36 paragraph 4, be saved up by employee with regards to leave savings.

2. Any leave savings must be requested by employee in writing. In this request, employee will have to clearly state the purpose of the request. Employer may only decline requests with good reasons, in the case that the business will be demonstrably damaged. Accepting or declining of requests must be done in writing.

3. Leave savings start on the moment of written consent. The moment of withdrawal of saved up leave days will be mutually agreed upon.

4. A maximum of 75 vacation days may be saved up in this agreement.

5. Vacation days may not be saved up for more than five consecutive years.

Article 39 - SPECIAL LEAVE

The Labor and Care Law article 4:1 and 7:618 and 7:629 of civil law apply to this article.

PAID SPECIAL LEAVE

1. Life partners are also understood under spouse in this article.

2. Paid leave will be granted in the following cases:

- One day:

- After death of, or when attending to the funeral/cremation of, grandparents, grandchildren or parents in law.

- Two days:

- After death of, or when attending to the funeral/cremation of, brothers, sisters, parents or stepparents;

- When marrying;

- During/after child-birth of spouse or for adoption.

- Four days:

- For the employee who is involved as testamentary executor after the death of a first degree family member.

- Five days:

- after death of spouse or children.

Special unpaid leave

3. In the following cases, one day of unpaid leave will be provided, in case the employee has requested this at least one month in advance:

- For notice of marriage of employee;

- For the marriage of children, brothers or sisters of employee;

- For the 25 or 40-year anniversary of employee;

- For the employee to move to a new place of residence (One time per year).

4. Unpaid leave will be provided, when requested at least one day in advance, after death of, or to attend a funeral/cremation of brother or sister in law or children in law.

5. In case that employee has requested unpaid leave for reasons not described above, the following terms apply:

- Employer has the right to at any time, taking into account mutual interests, to decline or honor the request for unpaid leave;

- During unpaid leave, no vacation days will be accumulated;

- During unpaid leave, employee may not perform paid services elsewhere.

6. For all cases of unpaid leave, employee will be accountable for any and all financial and insurance effects.

Article 40 - ORGANIZATION LEAVE

An employee that has been registered as executive of ABGP, is entitled to three paid days off per year, on the condition that they can prove these days will be used to attend trade union meetings.

Article 41 - PARENTHOOD LEAVE

1. Employee is entitled to unpaid parenthood leave to take care of own, foster or in-law children, if their labor agreement has started at least one year before and if the child is no older than eight years.

2. For any employee that is entitled to parenthood leave, the leave may take no longer than six months if they take leave for half the time, or no more than three months if they take full leave.

3. Employee must request parenthood leave from employer at least three months in advance in writing.

4. During parenthood leave, employee will only accumulate vacation days for hours that they have performed labor for the company.

5. Article 3:1 from the Labor and Care Law also applies to parenthood leave.

Article 42 - PREGNANCY AND BIRTH LEAVE

Female employees are entitled to pregnancy and birth leave as stated in article 3:1 from the Labor and Care law.

ARTICLES OF LAW

Artikel 15 Wet op de cao

Eene vereeniging, welke eene collectieve arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, kan, indien eene der andere partijen bij die overeenkomst of een der leden van dezen handelt in strijd met eene harer of zijner verplichtingen, vergoeding vorderen niet alleen voor de schade, welke zij zelve dientengevolge lijdt, doch ook voor die, welke hare leden lijden.

Artikel 16 Wet op de cao

Voor zover de schade in ander nadeel dan vermogensschade bestaat, zal als 
vergoeding een naar billijkheid te bepalen bedrag verschuldigd zijn.

Artikel 7:611 BW

De werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen.

Artikel 7:616 BW

De werkgever is verplicht de werknemer zijn loon op de bepaalde tijd te 
voldoen.

Artikel 7:617 BW

1. De vastgestelde vorm van loon mag niet anders zijn dan: 
A. geld;

B. indien die vorm van loon gewoonte is of wenselijk is wegens de aard van de onderneming van de werkgever: zaken, geschikt voor het persoonlijk gebruik van de werknemer en zijn huisgenoten, met uitzondering van alcoholhoudende drank en andere voor de gezondheid schadelijke genotmiddelen;

C. het gebruik van een woning, alsmede verlichting en verwarming daarvan;

D. diensten, voorzieningen en werkzaamheden door of voor rekening van 
de werkgever te verrichten, onderricht, kost en inwoning daaronder begrepen; 
E. effecten, vorderingen, andere aanspraken en bewijsstukken daarvan en bonnen.

2. Aan de in lid 1 onder B, C en D bedoelde zaken, diensten en voorzieningen mag geen hogere waarde worden toegekend dan die welke met de werkelijke waarde daarvan overeenkomt.

Artikel 7:618 BW

Indien geen loon is vastgesteld, heeft de werknemer aanspraak op het loon 
dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor arbeid als de overeen-gekomene gebruikelijk was of, bij gebreke van een dergelijke maatstaf, op 
een loon dat met inachtneming van de omstandigheden van het geval naar 
billijkheid wordt bepaald.

Artikel 7:628 BW

1. De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak 
die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.

2. Indien hem krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.

3. Indien het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing, met dien verstande dat als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat de werknemer, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.

4. Het loon wordt echter verminderd met het bedrag van de onkosten die de werknemer zich door het niet-verrichten van de arbeid heeft bespaard.

5. Van de leden 1 tot en met 4 kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst slechts bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken ten nadele van de werknemer.

6. In geval van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 668a kan een afwijking als bedoeld in lid 5 in totaal voor ten hoogste zes maanden worden overeengekomen.

7. Na het verstrijken van de termijn, bedoeld in lid 5, kan van dit artikel slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer.

Artikel 7:629 BW

1. Voor zover het loon niet meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag, behoudt de werknemer voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon, indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling daartoe verhinderd was.

2. Het in lid 1 bedoelde recht geldt voor een tijdvak van zes weken voor de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat.

3. De werknemer heeft het in lid 1 bedoelde recht niet:

a. indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse 
informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd; 
b. voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

c. voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 voor de werkgever of voor een door de werkgever aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht;

d. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen 
deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 te verrichten;

e. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 658a lid 3;

f. voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond zijn aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk 
en inkomen naar arbeidsvermogen later indient dan in dat artikel is 
voorgeschreven.

4. In afwijking van lid 1 heeft de vrouwelijke werknemer het in dat lid 
bedoelde recht niet gedurende de periode dat zij zwangerschaps- of 
bevallingsverlof geniet overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, 
van de Wet arbeid en zorg.

5. Het loon wordt verminderd met het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toekomt krachtens enige wettelijke voorgeschreven 
verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de werknemer niet deelneemt, voorzover deze uitkering betrekking heeft op 
de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten. Het loon wordt voorts verminderd met het bedrag van de inkomsten, door de werknemer in of 
buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.

6. De werkgever is bevoegd de betaling van het in het lid 1 bedoelde loon op 
te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen.

7. De werkgever kan geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen.

8. Artikel 628 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

9. Van dit artikel kan ten nadele van de werknemer slechts in zoverre worden afgeweken dat bedongen kan worden dat de werknemer voor de eerste twee dagen van het in lid 1 of lid 2 bedoelde tijdvak geen recht op loon heeft.

10. Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 9 worden perioden, waarin de werknemer in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten als bedoeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

11. Het tijdvak van 104 weken, bedoeld in lid 1, wordt verlengd:

a. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven;

b. met de duur van het verlengde tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft vastgesteld en met de duur van het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, eerste zin, van die wet;

c. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt 
verlengd; en

d. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld.

12. Indien de werknemer passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 
verricht, blijft de arbeidsovereenkomst onverkort in stand.

13. Voor de toepassing van lid 2 wordt onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.

Artikel 7:638 lid 2 BW

2. Voorzover in de vaststelling van de vakantie niet is voorzien bij schriftelijke overeenkomst dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan of de wet, 
stelt de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de werknemer gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie 
vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer.

Artikel 5:1 Ontslagbesluit

1. Indien de werkgever als grond voor de opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert dat de werknemer in onvoldoende mate aan de gestelde 
functie-eisen voldoet en derhalve ongeschikt is voor zijn functie, kan 
de toestemming slechts worden verleend indien:

a. de werkgever deze ongeschiktheid aannemelijk heeft gemaakt, en

B. is vastgesteld dat deze ongeschiktheid niet voortvloeit uit ziekte of gebreken van de werknemer, en

c. de werkgever voldoende contact met de werknemer heeft gehad teneinde te trachten verbetering teweeg te brengen in diens functioneren, en

d. aannemelijk is dat het disfunctioneren van de werknemer niet toe te schrijven is aan onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden van de zijde van de werkgever.

2. Indien de werkgever als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert dat de werknemer de bedongen arbeid niet wil verrichten met een beroep op ernstig gewetensbezwaar, wordt de toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding slechts verleend indien de werkgever redelijkerwijs geen mogelijkheid heeft om de werknemer een aangepaste dan wel andere functie aan te bieden.

3. Indien de werkgever verwijtbaar handelen of nalaten van de zijde van de werknemer als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert, wordt de toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding slechts verleend, indien door de werkgever aannemelijk is gemaakt dat deze grond terecht is aangevoerd, en indien, gelet op dat handelen of nalaten, van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding 
te laten voortduren.

4. Indien de werkgever als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert, dat de relatie tussen de werknemer en de werkgever ernstig 
en duurzaam is verstoord, wordt de toestemming op die grond slechts 
verleend indien door de werkgever aannemelijk is gemaakt dat van zodanige verstoring inderdaad sprake is, en dat herstel van de relatie, al dan niet door middel van overplaatsing van de werknemer binnen de onderneming, 
niet mogelijk is.

Artikel 5:2 Ontslagbesluit

Indien de werkgever als grond voor opzegging van de arbeidsverhouding aanvoert dat de werknemer tengevolge van ziekte of gebreken niet meer in staat is aan de gestelde functie-eisen te voldoen, kan de toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding slechts worden verleend indien de werkgever: 
a. deze ongeschiktheid aannemelijk heeft gemaakt en aannemelijk is dat 
binnen zesentwintig weken geen herstel zal optreden, en

b. aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet de mogelijkheid heeft de werknemer binnen zesentwintig weken, indien nodig door middel van scholing, te herplaatsen in een aangepaste dan wel andere functie binnen de onderneming, welke voor die werknemer als passend kan worden beschouwd.

Artikel 3:1 Wet Arbeid en Zorg

1. De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

2. Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag 
na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een aan 
de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verlos-kun-dige, tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling.

3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien 
aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.

4. Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de vrouwelijke werknemer op grond van artikel 29a, tweede lid, van de Ziektewet ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op zwangerschapsverlof, maar dat verlof nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij zwangerschapsverlof heeft genoten.

Artikel 4:1 Wet Arbeid en Zorg

1. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens:

a. zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden;

b. een door wet of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde 
verplichting, waarvan de vervulling niet in zijn vrije tijd kon plaatsvinden;

c. de uitoefening van het actief kiesrecht.

2. Onder zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in ieder geval begrepen:

a. de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;

b. het overlijden en de lijkbezorging van een van zijn huisgenoten of een van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn.